Anekdotes |
Leuke verhalen voor later, als je ze beleeft. Later, als je ze herbeleeft, zijn het leuke verhalen van vroeger...
De klas- & jaargangaanduidingen behoren bij de fotootjes. Bij leraren staan de jaartallen van lesgeven in de periode die we als "PB-tijd" hebben aangemerkt.
Het zal niet verbazen, dat Paul geluidstechnicus is geworden. Helaas is hij eind 2006 plotseling overleden. * * De dood van Paul is indirect aanleiding geweest om allereerst de levensvatbaarheid van een reünie te peilen en vervolgens werd al snel besloten de website te maken. Als een soort eerbetoon blijft dit kader over Paul bovenaan staan. Nieuw aangeleverde anekdotes zullen hier direct onder worden geplaatst, zodat regelmatige bezoekers niet steeds door eerder gepubliceerde anekdotes behoeven te scrollen. |
Paul van Tongeren, klas 5B2 in 1965-1966, bijdrage van Lourie/Louw Verwoerd |
![]() Op weg naar de bushalte, passeer ik het troosteloze plantsoentje met de nog triestere duinrozen. Voor mijn oog zie ik daar het muziek-aardrijkskundelokaal verschijnen, waar ik in de zeventiger jaren op de HBS zat. De HBS was een wit noodgebouw met asbestdaken. In de winter was het koud; in de zomer was het er snikheet. De gangen waren smal, druk en enorm gezellig. In het lokaal zie ik de muziekleraar met de klinkende naam Klinkhamer een aanwijsstok uit frustratie in tweeën slaan. Zo sloeg hij elk jaar minimaal één stok doormidden als hij de controle over de klas dreigde te verliezen. In dat lokaal kregen we ook aardrijkskunde. Met een vieze theedoek van het druppelende fonteintje liet de docent door de doek te rimpelen ons zien hoe bergen ontstaan. In de zeventiger jaren bediende men zich van eenvoudige middelen. Video en internet waren nog niet uitgevonden. Een andere aardrijkskundeles werd ons het belang van recreatie in Nederland uitgelegd en moesten we opdrachten maken. Ik was veertien en zat met mijn vriendin in een tweepersoonslessenaar aan de linkerkant van het lokaal. Het was zomer en dus warm. De ramen stonden open en af en toe werd de rust verstoord door een grasmaaier of een knetterende brommer. Het lokaal was klein en benauwd. De banken stonden dicht op elkaar. Soms kreeg je een schop onder tafel als je buurman zich omdraaide, soms hing de kleding van je buurman of buurvrouw op je tafel of erger zijn haren. Het rook er naar zweet en oud hout. In de kieren van de vloer zaten propjes, potloodpunten en andere rommel. De docent had zich verstopt in een wolk sigarenrook. Achter ons en voor ons zaten twee jongens in de banken. Hun haren waren dun en piekerig en bezig om naar de nieuwste mode lang te groeien. Hun ledematen waren getooid met de nieuwste spijkerbroeken en ze droegen een spijkerjasje. De jongens hadden meer interesse voor mijn vriendin dan voor hun werkboek. Ze fluisterden in haar oor, trokken haar aandacht en schoven haar briefjes toe. Ik was serieus bezig met de opdrachten in mijn werkboek. Jongens interesseerden me nog niet en verder was ik zo groen als gras. Ik moest daar jaren later aan denken en om grinniken toen ik kinderen in groep drie lezen leerde. Bij het rijmen op boom verwachtte ik sloom en room, maar absoluut geen condoom en natte droom. Ik was wel zo verstandig om die woorden zonder een spier te vertrekken bij het rijtje op het bord te schrijven. Toen ik zeven was, kende ik het woord condoom niet, maar ook niet toen ik veertien was. Terug naar de aardrijkskundeles en de recreatie in Nederland. Vriendin en ik hadden bijna alle opdrachten in het werkboek gemaakt; kaartjes ingekleurd, grafieken ingevuld, maar bij één van de laatste opdrachten liepen we vast: ‘Welke vormen van bermtoerisme komen er langs de snelweg voor?’ Wij kwamen niet verder dan picknicken. Na veel gegok, geblader en gedenk besloten we onze achterburen om raad te vragen. Wisten zij nog vormen van bermtoerisme? Ja hoor, dat wisten ze wel. Bereidwillig fluisterden ze ons het antwoord “vissen en hoereren”. “Hoereren? Hoe schrijf je dat? Met hoeveel ‘erren’?“ Gewoon met twee legden ze uit en schreven het woord voor ons op, op een kladje. Dankbaar voor de antwoorden schreven we het in onze schriftjes en leverden ze in. Achter ons brak groot tumult uit. Er werd gelachen, er werden gebaren gemaakt en één jongen dook van het lachen onder zijn tafel. Mijn vriendin werd zo rood als een biet en voelde nattigheid. Ik niet, dacht dat die jongens weer een vieze mop hadden verteld of zo. Het gedoe van de jongens liet mijn vriendin niet los. Thuisgekomen op mijn slaapkamer vroeg ze het woordenboek en zocht het op. Ze sloeg daarna enigszins paars uit. Ik begreep haar uitleg niet helemaal. Ik herinner me alleen nog het vertwijfelde, paniekerige gezicht van mijn vriendin en niet de reactie van de leraar, die ons werk nagekeken had. Waarschijnlijk heeft hij het -net zoals ik dat jaren later deed toen ik op het rijmwoord condoom werd getrakteerd- genegeerd en er een krul bijgezet. Ik werp nog eens een blik op het lege, troosteloze plantsoen en haast me naar de bushalte. |
Liesbeth den Heijer, klas 5A in 1971-1972 |
|
Joop den Besten, klas 2A in 1967-1968 |
|
Konrad van Etteger, klas 1D in 1971-1972 |
Het zal in het cursusjaar 1963-1964 geweest zijn, dat het landelijke tekort aan scheikundeleraren ook op onze HBS manifest werd. Voorzitter van het schoolbestuur was toen de heer ir. P. van Rijn, werkzaam bij Hoogovens. Volgens mij heeft hij toen bemiddeld, waardoor een aantal Hoogoven-chemici op hun (niet onze) vrije zaterdagen lessen scheikunde kwamen geven in de Venusstraat. In mijn herinnering was meneer Van Zwieten, vader van Margriet, één van hen. Met het aantreden van meneer Laan als scheikundedocent was het niet meer nodig om Hoogoven-ingenieurs in te laten springen! Verder herinner ik me nog een evenement, dat bij 'Evenementen' vermeld staat. Het betreft een werkweek voor de examenklassen, naar Vierhouten op de Veluwe, in het cursusjaar 1968-1969. Onderdeel van de werkweek was een stadsrondleiding met gids (een oudere man) in een plaatsje aan het IJsselmeer. We begonnen met zijn allen aan de rondleiding, maar naar mate de tocht vorderde, trokken zich steeds meer leerlingen terug. Tot zichtbare woede van meneer Alblas, die ons steeds kleiner wordend groepje begeleidde. Ook herinner ik me een nachtelijke wandeling met meneer Wichgers en Yolanda van Tongeren, in de omgeving van ons onderkomen en het beklimmen van een kerktoren met meneer De Vries, die net als de klas buiten adem bovenkwam. Tenslotte weet ik nog van een buitenles door mevrouw Konings-Arnoys, lerares Nederlands, die het thema "homofilie" tevergeefs klassikaal bespreekbaar wilde maken. Niemand van ons had daar zin in! |
Harm Bosman, klas 5B1 in 1968-1969 |
|
Meneer Langhout, leraar wiskunde PB 1961-1971 |
Toespraken van meneer
Bierling, opgediept uit mijn oude dagboeken. Anderhalf jaar later was
alles ten goede gekeerd. Met velen waren we geslaagd voor het
eindexamen. Juichend schreef ik dat in mijn dagboek. En zowaar had
opnieuw een toespraak van Bierling indruk op me gemaakt. |
Elly Michielsen, klas 5A in 1971-1972 |
Ik gebruikte destijds een kunstof driehoek om tekeningen op het bord te maken. Met de rug naar de klas merkte ik eens op, dat een leerling zich niet moest bemoeien met de jongen achter zich. Het heeft niet lang geduurd voordat leerlingen in de gaten hadden dat mijn driehoek als een spiegel werkte! |
Meneer Langhout, leraar wiskunde PB 1961-1971 |
Ondanks dat heb ik genoeg Duits geleerd om het nu meerdere keren per week te spreken tijdens mijn werk en privé! |
Anneke Biewenga, klas 5B2 1967-1968 |
Huiswerk, spijbelen en de gevolgen daarvan...
Ton Meerdink en ik hebben de eerste 3 klassen gezamenlijk in de
recordtijd van 5 jaar volbracht. Dit was mede te danken aan het feit dat
ons was verteld, dat een stevige basis de grondslag zou zijn voor een
goede toekomst. Daarnaast schroomden wij niet om de lat erg hoog te
leggen. Assertief als wij toen waren (wie had daar toen überhaupt van
gehoord?), kwamen wij in de loop van het 2e schooljaar tot de ontdekking
dat onze medeleerlingen waanzinnig veel tijd besteedden aan hun
huiswerk. Na ampele overwegingen kwamen wij tot de conclusie dat als je
niet in staat was om je huiswerk op de pont af te krijgen (let wel ’s
middags 10 minuten en de volgende morgen nog een keer 10 minuten), dat
deze opleiding dan te hoog gegrepen was. Wij hebben dit na het 1e
leerjaar nog 3 jaar volgehouden met het formidabele resultaat dat we in
3 jaar 1 keer zijn overgegaan en wel de 2e keer in het 2e leerjaar. |
Jan van den Berg, klas 2D 1966-1967 |
|
Kor Kossen, klas 5B 1963-1964 |
Ik heb maar één jaar op de Prins Bernhard HBS gezeten en ben daarna overgestapt naar het Marnix Lyceum, waar ik tot mijn grote opluchting weer een bekende leraar tegenkwam: de heer Van Zalinge (biologie). Als het hard waait en ik zit op de fiets, dan denk ik nog wel eens aan Hes Höweler, die bij hoog en bij laag volhield, dat degene die voorop fietst meer wind te verduren krijgt, naarmate er meer personen achter hem/haar fietsen. Een jaar is zo om, maar die discussie hebben we vaak gevoerd, want het waaide altijd hard als we vanaf de pont -toen nog in Velsen-Zuid- over de Lange Nieuwstraat naar school fietsten. Van de lessen herinner ik me er één heel speciaal. Wij hadden les van twee aardrijkskundeleraren: Kik voor topografie en Mak voor de rest. Altijd nog leuk om te vertellen trouwens: Kik en Mak (het lijkt wel een stripverhaal). Mak heeft onuitwisbare indruk op mij gemaakt door de laatste les voor een vakantie (misschien de les voor de zomervakantie) het verhaal van Edgar Allan Poe “de put en de slinger” te vertellen. Wat kon díe man vertellen! Ik zie die muren nog bewegen en dat mes aan dat touw nog naar beneden komen. Ik heb later nooit meer zo’n fantastische verteller op school meegemaakt. |
Arien Booij, klas 1A 1961-1962 |
In vroeger jaren heb ik eindeloos gebreid. Als moeder van vier kinderen was dat indertijd niet zo vreemd. Ik weet nog goed, dat ik als lerares altijd keek naar de benen van leerlingen en menigmaal bij mezelf zei: "Keurig zelfgebreide kousen!" |
Mevrouw Dörr-Oliemans, lerares Frans PB & Ichthus '1958-1972' |
Een aantal herinneringen
van Loes Höweler. Voor Frans was ik te dom, of ik deed er niets aan volgens mevrouw Dörr. Dat vond ik geen aardige opmerking. Toch kreeg ik jaren later een compliment van een française voor m’n goede Frans! Dus de paarlen waren niet helemaal voor de zwijnen... Schooltoneel: meneer Van Maanen was de regisseur. Paul Fraterman speelde de waard en in zijn rol stond o.a.: “Ik logeer geen hoeren”. Dat werd stevig gekuist, maar op het beslissende moment hield Paul zich niet aan de gekuiste tekst. Reactie van meneer Van Maanen: "Dat had ik wel verwacht, maar nu kan niemand mij erop aanspreken". Dat vond ik toen toch wel een flauwe opmerking. Maar hij maakte het weer goed toen we tijdens de zeilweek in Friesland met de bus weggingen om te zeilen. Er werden neuzen geteld en dat kwam uit op 25 i.p.v. 24. Het ontlokte meneer Algra de opmerking: "Wie heeft er gejongd?" Het bleek dat meneer Van Maanen was meegeteld! Hij en zijn vrouw gingen echter die dag naar de kerk. Toen wij terugkwamen hadden ze de zondagsrust gebruikt om voor de hele groep de aardappels te schillen.Fantastisch! Meneer Bierling had er kennelijk geen vrede mee dat de Tweede Wereldoorlog niet in het lespakket was opgenomen. Dat werd dus in de werkweek uitgebreid en met veel audiovisuele middelen goedgemaakt... Een film over de oprichting van de staat Israel was daar ook bij. Hilariteit toen Ben Goerion in beeld kwam: sprekend meneer Broekhuysen! Standaard straf voor eten in het schoolgebouw was: na de les gangen vegen! Maar door meneer Slotboom was die straf bepaald niet onaangenaam! Meneer Groenhuijzen was twee keer de bron van ons (klassikale) ongenoegen. De eerste lessen was hij heel streng! We moesten als hij binnenkwam klaarzitten met onze boeken enz., netjes op een stapeltje op de tafeltjes... En dan het voorval, dat een leerling hem -op zijn verzoek- iets aangaf, maar dat naar zijn mening helemaal fout deed! "Doe maar over en met je rechterhand!" Toen hij echter vertelde dat hij het volgende schooljaar niet terug zou komen, waren we echt niet blij. Dat volgende jaar moesten we namelijk examen doen. Hij heeft zich toen nog wel voor ons ingezet, We vlogen met hem door de stof en hadden de achterstand van het jaar daarvoor snel ingehaald. Proefjes over geluid bereidde hij voor met onze klasgenoot Frits Vermeulen. Die bouwde radio's en hij speelde viool, zo weet ik nog. Groenhuijzen viste overigens tevergeefs naar zijn bijnaam (nee meneer, het is niet 'de Zonnekoning'). Zal ik het nu eindelijk maar verklappen? Peer! Wim Meilof was een klasgenoot. Na een verjaarsfeestje van Henk Binnendijk wachtte hij met mij op de bus, om te zien of ik veilig wegkwam. De bus draaide echter bij de rotonde meteen door in plaats van langs de bushalte te rijden. Wat te doen, want het was de laatste! Wim wist er wat op. We liepen naar het huis van de familie Fraterman, van Paul’s moeder kreeg hij de brommer van Paul (ook een klasgenoot) mee en daarmee bracht Wim me naar huis. Heel galant natuurlijk. Uren te laat kwam Wim zelf thuis en hij kreeg niet zuinig op zijn kop (Henk en Paul woonden in IJmuiden, ik in Beverwijk en Wim in Driehuis, dus het kostte ook heel wat tijd). Op de brommer had ik smeer aan mijn net nieuwe jas gekregen en dat wilde ik thuis niet vertellen. Van meneer Groenhuijzen heb ik toen een flesje tri (ofzo) gekregen, om de smeer van mij jas te poetsen. |
Loes Höweler, klas 5B 1963-1964 |
|
Jan Koolstra, klas 5B 1963-1964 |
Dat moeilijke opstaan was ook de reden dat ik regelmatig twee verschillend gekleurde sokken of schoenen aan had. Ik had mijn leerlingen gevraagd me erop te attenderen als mijn kleding niet in orde was. Die wisten eigenlijk niet goed hoe ze dat moesten zeggen. Ik suggereerde: ‘meneer, uw kleding verkeert in deplorabele toestand’. Zo hadden ze ook meteen weer een nieuw woord geleerd! De school had weinig voorzieningen en de barakken hadden dunne wandjes. Er was één bandrecorder, die ruim van tevoren moest worden aangevraagd. Televisie was er niet. Nu werd er eens een toneelstuk van Hugo Claus op de televisie uitgezonden. Ik vond dat mijn leerlingen dat moesten zien, dus heb ik aan een kroegbaas gevraagd of we met de klas bij hem mochten komen kijken, als de leerlingen allemaal een consumptie bij hem af zouden nemen! |
Meneer Van Maanen, leraar Nederlands PB-HBS '1959-1966' |
Tot nog toe geen
verhalen gezien van onze bijgebouwen in de Mercuriusstraat. Naast 2
gewone lokalen was daar een groot tekenlokaal. Het lastige van die
bijgebouwen was, dat je daarvoor echt even moest "reizen". De leraren
ook. |
Ad Kramer, klas 2A4 1969-1970 |
|
Mevrouw Fischer, lerares Engels PB & Marnix '1961?-1972' |
|
Meneer Van Voorst Vader, geschiedenisleraar PB & Ichthus '1965-1972' |
Het was een (goede) gewoonte van Slotboom om na de laatste lessen, als iedereen vertrokken was, de schoolborden in alle lokalen goed schoon te maken. Hij ging dan met een emmer water en een borstel de lokalen af. Op een middag was er nog een leerling 'blijven hangen' en hij hinderde Slotboom min of meer. Die sommeerde hem enkele keren naar huis te gaan, maar dat deed de jongen niet. Op enig moment liep de irritatie bij Slotboom hoog op. Hij draaide zich om en zei: "Als je nu niet gaat, kiep ik de emmer water over je heen". "Dat doet u niet", was de reactie en nog voor hij uitgesproken was, woeps, werd de emmer boven het hoofd van de leerling leeggekiept. Die "droop af" met de mededeling dat hij zijn vader zou gaan halen. Slotboom zat er wel wat mee, dat hij het zover had laten komen. Op zeker moment zag hij leerling en vader de school binnenkomen. Hij dubde al over een vorm van excuus. Toen de vader tegenover Slotboom stond liet hij weten: "Als mijn zoon nogeens zo stierlijk vervelend is, kiep dan gerust weer een emmer water over hem heen!" |
Meneer Laan, schei- en natuurkundeleraar PB & Ichthus '1964-1972' |
|
Meneer Algra, wiskundeleraar Marnix-PB-Ichthus '1958-1972' |
‘De Gordiaanse knoop’. In Apropos nr. 1 van 1964, in
het artikel van Wim Meilof over de schoolavond (het laatste artikel van die
editie), staat in de voorlaatste alinea iets over de 'geschiedenisquiz' die
eersteklassers hadden georganiseerd. Er staat: 'Na de pauze doken we diep de
geschiedenis in. Het bleek lang niet voor iedereen makkelijk de verschillende
figuren thuis te brengen. Er was door 1B veel werk aan de kleding besteed. Wel
was Ivanhoe niet Ivanhoe maar Alexander de Grote, die zich beijverde de
Gordiaanse knoop door te hakken.' Ook míjn moeder had zich met
mijn uitmonstering grondig bezig gehouden. Uit gekleurd étalagekarton had ze een
kunstig vormgegeven borstkuras vervaardigd, dat mij als eersteklassertje een
opvallend heroïsch uiterlijk verschafte. Ook had ze een helm gemaakt, met een
ridderlijke pluim erop. Het was wellicht die pluim die het publiek van de
‘geschiedenisquiz’ misleidde, hoewel het ontbreken van de knoop daarin ook een
rol gespeeld zal hebben. Ik wil dat niet verdoezelen. Het was allemaal míjn
schuld. En meneer Algra, die de organisatie van dit onderdeel van de schoolavond
op zich genomen had, had me nog zo op het hart gedrukt om niet alle aandacht aan
mijn kuras te besteden, maar ook aan de Gordiaanse knoop te denken. Het was naar
zijn mening een cruciaal onderdeel van mijn act. "Nu goed, ik maak het kuras en
het zwaard," had mijn moeder een week van tevoren gezegd -ze was erg goed in
knutselen- "…maar dan moet jij die knoop zelf maken, Keesje…" Zo gezegd zo
gedaan. Maar goede raad was duur. Gedurende enkele avonden lag ik in bed over
het probleem van de knoop te prakkiseren. Verschillende materialen doken voor
mijn geestesoog op. Maar alle vielen af door hun meerdere of mindere
robuustheid. Zo herinner ik mij het eerste dat in me opkwam: kabeltouw. Zag er
zeer geloofwaardig uit. Maar hoe hak je een dikke bol geknoopte kabel door met
een stuk karton? Twee knopen, die zeer dicht bijeen zaten, maar in werkelijkheid
verbonden waren door iets heel duns, garen misschien? Het gevaar van deze
constructie was dat het publiek onnodig in verwarring gebracht zou worden en op
het formulier wellicht Alexander de Grote en zijn Twee Gordiaanse Knopen zou
invullen. Ook toiletpapier passeerde de revue. Maar deze benadering van de knoop
riep weer andere problemen op. Het was misschien té kwetsbaar. De Gordiaanse
knoop gespleten, nog voor Alexander de Grote zijn zwaard getrokken had.
Bovendien zag het er niet uit. Papier maché dan. Nu ik deze woorden opschrijf,
staat me helder voor de geest hoe ik het probleem nu zou oplossen. Twee halve
bollen van in touwkleur geverfd papier maché, verbonden door een stukje garen,
en vanuit de zaal niet als zodanig (d.w.z. uit twee losse delen bestaand) te
herkennen. Maar ik ben nu dan ook al bijna zestig! |
Kees Slings, klas 1B 1963-1964 |
Kijkend naar de klassefoto's worden de slapende herinneringen ineens weer wakker. Ik was, geloof ik, de jongste in klas 1B van 1961-1962. Ik was 11, alles een beetje eng en mijn klasgenoten erg bijdehand. Ik had één vriendinnetje, Mariëtte. (En dus zijn de namen van die 1 B klas nu compleet-red.). Ze woonde, net als ik, in Driehuis (en is later naar Amerika vertokken, waar ik inmiddels ook woon). Zij was zo'n briljante leerlinge, ik helaas niet. Zij haalde altijd prima cijfers en ik kon het maar nauwelijks bijbenen, tot grote ergernis van mevrouw Dörr, die zich regelmatig afvroeg, wat ik eigenlijk op die school deed. Veel Frans heb ik overigens niet geleerd van haar, het enige dat zij me wel goed heeft bijgebracht is het "Onze Vader" in het Frans. Ik kan het nog dromen... We hadden haar het eerste uur en volgens de regels werd de dag begonnen met een gebed. Bij haar was dat dus steevast: "Notre Père qui es aux cieux" en dat is nog steeds het eerste dat in mij opkomt, als ik een Fransman ontmoet! Ik vraag me wel eens af of ik nou ben geïndoctrineerd of getraumatiseerd... De tweede klas,
(2A) 1962-1963 werd een drama voor mij. Drie incidenten staan mij nog
steeds voor ogen. Allereerst herinner ik mij een les van meneer Duyzer, die,
zoals menigeen nog wel weet, met zijn linkeroog in zijn rechterbroekzak keek, of
andersom. Hij vroeg op een middag aan klasgenoot Gerke Beetstra, om een stuk
tekst voor te lezen. Gerke stotterde in die tijd en dat bracht meneer Duyzer
ertoe, om na enige minuten tegen Gerke te zeggen: "Zo, als jij een telegram gaat
versturen, zal je wel veel geld moeten betalen." (Of iets in die trant, mijn
geheugen kan mij hier in de steek hebben gelaten). Duyzer verwachtte dat de klas
in lachen zou uitbarsten, maar niets was minder waar. Het bleef doodstil. De
volgende dag, toen we weer Engels hadden, kwam Duyzer binnen en vertelde dat hij
de dag ervoor, onderweg naar huis, in de bus, een gesprek had opgevangen van
twee leerlingen en had begrepen dat Gerke een spraakgebrek had. Reden om direct
zijn oprechte verontschuldigingen aan te bieden aan Gerke. Chapeau voor Duyzer! Mijn derde jaar op
de PB-HBS was een feestje, want ik had het tweede jaar al eens gedaan en ik
kreeg toen eindelijk leeftijdgenootjes om me heen. Ik herinner me dan ook
eigenlijk alleen maar leuke dingen. Sportdagen, klasse-avonden, toneelspelen en
danslessen. Alhoewel... tot mijn grote schrik kregen we dat jaar geschiedenis van meneer Roosendaal. Die kende ik nog van de lagere school
en daar was eens iets voorgevallen, waar ik niet de beste herinnering aan had. |
Katy ten Broeke klas 2A 1963-1964 |
Er zou bij het begin van de 5e klas een
nieuwe leerling komen. Toevallig hadden wij het eerste uur na de
vakantie les van ene Van Schaik, die er nog zeer jeugdig bleek uit
te zien. Hij liep bij het begin van de les naar voren, waarop hij te
horen kreeg: "Ga nou maar gewoon zitten". Even later hadden wij door
dat het niet onze nieuwe medeleerling was -die we overigens nooit
gezien hebben- en toen stelde hij zich voor als: "Van Schaik".
Prompt was het antwoord: "En hoe heet je van voren?" Toendertijd was
zo'n vraag een doodzonde, behalve in 5A. Daar kon, door de kleine
omvang van de klas, aanzienlijk meer dan in de rest van de school.
En dan nog... Na een paar weken in de 4e
ontdekten we, dat de "handelswetenschappen" toch wel erg belangrijk
waren. Het is ongehoord, zeker in een tijd als deze, waarbij men een
1040-urennorm nog wil loslaten, maar wij vroegen -en kregen- twee
uren extra les van meneer Schouw. Het volgende jaar ontdekten we bij
meneer Van Schaik, dat onze kennis van het Frans toch wel heel wat
hiaten vertoonde. Volgens Van Schaik stonden we een goed half jaar
voor het examen op een niveau van halverwege de 2e klas... Prompt
moest Schouw zijn extra uren inleveren en hadden wij twee uur extra
Frans in de week. Op zijn eigen onnavolgbare wijze heeft Van Schaik
ons toen door het eindexamen heengesleept.
Toen de eindexamendagen aangebroken
waren, zaterdagmiddag en maandagmorgen, 11 en 13 juni 1966, was
iedereen aanwezig, behalve Van Schaik. Die was nog "op herhaling" in
Duitsland en ondanks de vele smeekbeden van directeur Broekhuysen,
kon hij niet gemist worden bij het verdedigen van het vaderland
tegen de Russen. Een half uurtje voordat het examen begon, kwam hij
toch aangescheurd, zittend naast een ordonnans (of iets dergelijks)
in een Jeep, om de examens af te nemen.
Bij de "feestelijkheden" 's
maandagsmiddags toen bleek dat iedereen geslaagd was, stond ineens
die ordonnans weer voor het wijkgebouw van de Bethlehemkerk: Van
Schaik moest onverwijld mee. Het verdedigen van onze vrijheid was
aanzienlijk belangrijker dan het glas wijn dat hij in zijn hand
had... Op naar Duitsland!
|
Leen Koper, klas 4A 1964-1965 |
Het eindexamen van 1971 waaraan
ik deelnam was toch wel spannend. Niet in de laatste plaats omdat de gymzaal van
het nieuwe pand aan de Planetenweg de plek van uitvoering zou zijn. Uiterst
serieus had ik naar deze proeve van bekwaamheid toegeleefd. Het eerste
schriftelijke examen was het vak Engels en dat vormde voor een B-kandidaat toch
een extra uitdaging. Twee uur en dertig minuten waren beschikbaar om een
vertaling te maken en in te leveren. Het toezicht werd gehouden door een
staatsexaminator en meneer Duyzer. De stukken werden uitgedeeld en het startsein
werd gegeven. De tekst ging over klassieke muziek, zo weet ik me nog te
herinneren. Ik begreep de tekst goed en het vertalen verliep m.i. uitstekend. Na
zo'n twintig minuten was ik klaar. Ik stond op en leverde het in, want waarom
zou ik wachten? Overlezen zou slechts kunnen leiden tot twijfel. In de
kleedkamer werd ik ingehaald door meneer Duyzer die tegen mij brieste: "Hoe haal
je dit in je kop &^%$#@! Ik zal er alles aan doen om je een onvoldoende te
bezorgen, trouwens die zul je jezelf wel bezorgd hebben". Ik was redelijk
schokbestendig, maar ik schrok toch behoorlijk van zijn uitval. "Ja jongen"
dacht ik, "nu heb je helemaal geen ruimte meer voor missers". |
Jan van den Berg, klas 4B2 1969-1970 |
Voor het cabaret schreef ik
indertijd een versje, dat op de melodie van het Wiegelied van Brahms gezongen
werd. De tekst was: |
Jitty/Jitske Kalverda, klas 5B 1963-1964 |
Leraren, hun voertuigen en hun
invloed. Soms reden wij
’s morgens richting Venusstraat en dan hoorden we achter ons het zware gebrom
van een 'V-twin'. En ja hoor, daar kwam meneer Wichgers voorbij op zijn Harley
Davidson. Met losse handen, achteloos een sigaret draaiend uit zijn pakje Drum.
Stoere kerel op zijn Liberator... |
Jan van den Berg, klas 2C 1965-1966 |
|
Kees Slings, klas 3B 1966-1967 |
Bij de anekdotes heeft Peter Addink het over een aanvaring met de pont in dichte mist. Hij wist niet precies meer, wanneer dat was. Nou ik wel! Dat was 21 september 1966, op mijn 16e verjaardag. Ik stond met mijn nieuwe tweedehands brommer op de pont, toen we -na een schreeuw- de boeg van een coaster op ons af zagen komen. Inderdaad gaf het een enorme klap en iedereen viel. Ik dacht nog: daar gaat m'n nieuwe brommer en dat wordt zwemmen, iets wat ik niet erg goed kon in die tijd... De pont had op dat moment geen radar aan boord, een paar weken later wel... Tenslotte nog dit. In 1993, dus 25 jaar na mijn PB-HBS-tijd, deed ik aan de Hoge School Alkmaar een post-HBO-cursus Milieukunde, dat was toen erg in. Een van de vakken was stralingstechniek of zoiets, in ieder geval iets met radioactiviteit en zo. Tot mijn grote verbazing kwam mijn oud-natuurkundedocent meneer Van Hoek daar opdraven. Toen ik hem vertelde van mijn PB-verleden nam hij de week daarop een oude schoolagenda mee, waarin hij al mijn proefwerk- en s.o.-cijfers van een bepaald jaar weer liet zien. Ik vond dat, afgezien van enige "palen", toch wel gaaf. Wat mij van hem is bijgebleven, is, dat hij altijd ontzettend veel en tijdrovend strafwerk gaf. Ik heb dat nogal eens gehad, vandaar... Het meest extreme wat ik mij herinner was, dat ik een fors aantal pagina's van het natuurkundeboek moest overschrijven. Op zich viel dat nogal mee, maar in die tijd had je de 4-kleurenballpoints. Via een schuifje aan die pen kon je een andere kleur tevoorschijn toveren. Van Hoek eiste dat iedere letter met een andere kleur moest... en dat dan een paar pagina's... |
Jan van der Waa, klas 3B 1965-1966 |
Een trouwe schoolvriendin in mijn PB-tijd was Heleen Hoek. Ze bleef in de derde zitten en ging een jaar later van school. Op dat moment ging ik naar de vijfde. Heleen ging vervolgens een soort vormingsjaar doen, waarbij zij in allerlei instellingen werkte. In die tijd schreven we elkaar brieven. Nu is gebleken, dat ze al mijn brieven heeft bewaard! Recent, bij onze ontmoeting 'na zoveel jaren', nam ze ze voor me mee. Aardig om als 54-jarige met je bakvissenverleden te worden geconfronteerd. En wat een selectief geheugen hebben we toch.... Enfin, ik las dat wij na ons eindexamen een afscheidslunch door de school kregen aangeboden. Het menu was alsvolgt: Groentesoep, belegde broodjes en chipolatapudding toe. Gelukkig is Nederland er sinds 1970 culinair op vooruit gegaan! |
Anky Beek, klas 5A 1969-1970 |
Het relaas van Roeland Solcer over de werkweek 'Paaschheuvel' voor 5e klassers (zie rubriek 'Schoolkrant', Radar 3/1- 1969) behoeft enige aanvulling. Hij heeft het over verboden nachtelijke wandelingen, een kampvuur dat gedoofd moest worden en tien jongens die in de nacht verdwenen, en wellicht in het geweld van de nabije NATO-oefening omgekomen waren. Maar gelukkig was iedereen tegen de ochtend weer terug en stak juffrouw Van Nood een samenvattend toespraakje af. Er is echter tijdens de laatste nacht nog wel wat meer voorgevallen, waarover mevrouw Van Nood het in haar omineuze toespraakje gehad heeft. Roeland zal dat 'beleefdheidshalve' vergeten zijn te vermelden in Radar. Sterker nog, uit de monden van de heren Duyzer en De Vries kregen in het bijzonder twee zondaars (Francis Rijlaarsdam en inzender dezes, Kees Slings) een venijnige waarschuwing. "Jullie gaan dit merken op je eindexamen…" Dat de volgende ochtend 'alles vergeven en vergeten' was, zoals Roeland het versloeg, mag gerust overdreven genoemd worden. "Er heerste de morgen van vertrek een vreemde sfeer…" komt dichter bij de waarheid. Duyzer en De Vries waren ziedend van woede! Later, toen na het examen klassikaal verzonnen werd om alle leraren middels een persoonlijke, aan huis bezorgde, surprise te bedanken voor hun inspanningen, werd dat in het geval van dominee Van Nood, vader van juffrouw Van Nood en gymleraar De Vries beantwoord met een weigering het geschenk in ontvangst te nemen. De voordeur werd in ons gezicht dichtgeworpen! Wat is er toch werkelijk gebeurd, die slotnacht in 'Paaschheuvel'? Het was in elk geval wel wat meer dan een beetje zingen en moppen vertellen, tot een in de deuropening verschijnende meneer Duyzer ons tot stilte maande en we 'bevend van emotie' het bed indoken. In werkelijkheid was op de jongenszaal een waar bacchanaal ontstaan, met als voornaamste slachtoffer een leerling, die een ('s middags in het dorp Vierhouten aangeschafte) fles rum aan de mond had gezet en de helft van de inhoud had opgedronken. Even later was hij niet meer aanspreekbaar en kotste zijn bed onder. Daar kon voor onbepaalde tijd niet meer op geslapen worden. Aangezien op de jongenszaal alle bedden ingenomen waren, werd besloten de dronkaard naar de meisjeszaal te sjouwen en hem daar op een der lege bedden onder te brengen. Die actie was de heren Duyzer en De Vries echter een doorn in het oog. Misschien was zelfs juffrouw Van Nood er ook tegen. In elk geval werd het ons onmogelijk gemaakt de comateuze jongen bij de meisjes onder te brengen. Het was dit conservatieve verbod dat Francis en mij in vooruitstrevende woede deed uitbarsten. We besloten het establishment van 'Paaschheuvel' voorgoed de rug toe te keren en liftend naar Wijk aan Zee terug te gaan. Tot het ochtendgloren verscholen we ons in een in aanbouw zijnd huis in Vierhouten. We hoorden troepjes medeleerlingen langslopen, (genoemde tien misschien?), die onze namen riepen, waarschuwingen voor de politie die ingeschakeld was én voor de gevolgen van onze ongeoorloofde verdwijning voor het eindexamen. Dat laatste was het, dat ons na rijp beraad deed besluiten maar weer terug te keren en de beide heren en de juffrouw onze verontschuldigingen aan te bieden. Op het aanhoren van onze kant van het verhaal werd echter geen enkele prijs gesteld. Integendeel: "jullie gaan dit merken op jullie eindexamen…"
Hoewel ik gedurende mijn jaren op de Prins Bernhard HBS aan geen van beide heren een hekel had, heeft het slotakkoord mijn herinneringen aan school danig beïnvloed. Met de heer Duyzer kwam het weer goed, toen hij me (begin 70-er jaren) samen met mijn andere schoolvriendje Roel Ekhart in het Luxor Theater in Beverwijk aantrof bij een voorstelling van Roman Polanski's MacBeth, een even gruwelijke als literair verantwoorde Shakespeare-verfilming. Mede door zijn lessen is het Engels een levenslange hobby van me geworden. En Engeland en Schotland zijn mijn jaarlijkse vakantiebestemming. Van het betreurde incident heb ik niets gemerkt 'op mijn eindexamen'. Mondeling Engels ging als een speer, zodat het schriftelijk niet eens meer hoefde. Eindcijfer: een achtenhalf. Met dank aan meneer Duyzer. Meneer De Vries zag ik eind 90-er jaren eens bij AH in Spaarndam lopen. Hij keek nog steeds een tikkeltje chagrijnig. |
Kees Slings, klas 5B2 1968-1969 |
|
Ton Kalkman, klas 4B2 1964-1965 |
Een ander "rotjong" was pleegzoon van iemand die bij de schooladministratie werkte. Jaren nadat hij van school was, werd het echtpaar Dörr voor een controle op papieren aangehouden door de politie. Toen de agent -bij het zien van de naam- aan meneer Dörr liet weten, dat hij een lerares had gehad van die naam, zei die: "dat kan kloppen, dat is mijn vrouw, ze zit in de auto". De agent liep naar mevrouw Dörr en noemde zijn naam. Zij flapte er gelijk "o, dat rotjong" uit, waarop de agent zei, dat hij dát nu niet meer was. "Nou zeg, dat is je ook geraaie in dat uniform!" kreeg hij nog te horen. |
Mevrouw Dörr-Oliemans, lerares Frans PB & Ichthus '1958-1972' |
|
Leendert van der Giesen, klas 2H4 1968-1969 |
Begin juni 1966 gingen we met een groep o.l.v. mevouw Dörr en de heren Roosendaal en Laan voor een kleine week naar een jeugdherberg in Brugge. Elders op de website (rubriek 'Evenementen diversen') is een foto te zien, waaruit blijkt dat vooral het mannelijke deel van het gezelschap wel van een geintje hield. Zo ook op een avond toen er door de mannen gedouched werd in een grote ruimte, waar alle douchehokken aan de onderzijde open waren. Één van de jongens vond snel uit, dat je de afvoerputjes met washandjes o.i.d. kon afsluiten, waardoor het waterpeil snel steeg. Massaal putjes afsluiten dus! Hierdoor ontstond de mogelijkheid om je aan één kant af te zetten en dan onder alle douches door kon glijden. Dikke pret natuurlijk. Een "vervelend" bijverschijnsel was echter, dat een deel van de begane grond van de jeugdherberg onder water kwam te staan... Sportief als we waren, hebben we natuurlijk snel de grond gedweild en weer schoon opgeleverd. De jeugdherbergier kon er toch de humor niet van inzien en meneer Roosendaal heeft moeten praten als Brug(ge)man om te voorkomen, dat wij vroegtijdig naar huis gestuurd zouden worden... |
Wim Kwak, klas 2B in 1963-1964 |
|
Peter Addink, klas 3A in 1966-1967 |
In 4B2 hadden we (in datzelfde jaar) louter jongens. We hadden een keer het plan opgevat om de lerares Frans uit haar evenwicht te brengen. Dat moest gebeuren door het tonen van allemaal blote jongensbenen en dus stapten we na twee uur gymles gewoon gekleed, op de sportbroekjes na, haar lokaal in voor het afsluitende uur Frans. Wij hadden daarmee niet haar uit haar evenwicht, maar zij ons. Want, voor straf mochten we ons niet meer verkleden, moesten we zo het hele lesuur blijven zitten en daarna ook zo naar huis! |
Maarten van Vliet, klas 4B in 1969-1970 |
|
Elly Michielsen, klas 2B in 1967-1968 |
Een onvergetelijke les! Op een eerste april hadden leerlingen stinkbommen meegenomen. De vraag was, wanneer ze ze moesten 'benutten'. Het eerste uur durfden ze nog niet. Het tweede uur hadden ze een zwangere lerares, dus deden ze het niet (lief hè), het derde uur kregen ze onverwacht vrij, dus bleef het vierde (voor hen laatste uur) over. Dat was dus mijn lesuur. Jammer voor hen, maar ik was op de hoogte van hun voornemen en had mijn plan al getrokken. Halverwege de les rook ik de verwachte lucht. Met een "het stinkt buiten" werden alle ramen gesloten. En toen moest ik uiteraard even weg, naar Slotboom. Toen ik met hem in het lokaal terugkwam, hebben we de inmiddels weer geopende ramen opnieuw gesloten onder het motto "de lucht van buiten moet niet het lokaal binnen dringen". Vervolgens zijn we buiten (bij een raam van die klas) een uitvoerig gesprek aangegaan tot het einde van het lesuur. We hebben de ramen toen weer snel opengezet, want ik moest later in die klas nog lesgeven! |
Meneer Roosendaal, leraar (kunst)geschiedenis en staatsinrichting PB & Ichthus '1961-1972' |
Nog twee herinneringen van Egbert Helder. Op dinsdag hadden wij een idioot rooster. Eerste lesuur aardrijkskunde (of geschiedenis). Tweede lesuur godsdienst (daar deed ik nooit iets voor, wij waren thuis niet gelovig). Derde en vierde lesuur tekenen. Dat was voor mij ook al een grote plaag en het vijfde en zesde lesuur biologie, ook al een ramp! Op een keer ging dominee Gerritsen mij allerlei vragen stellen. Ik wist er helemaal niets van en vertelde heel eerlijk, het boekje niet open te hebben gehad. Ga dan de klas maar uit. Oké, geen probleem. Ik ging weleens naar Slotboom, maar in rotklusjes had ik niet altijd zin… Broekhuysen liep langs. “Waarom sta jij op de gang? Niet geleerd meneer…” Na de pauze, om kwart over tien, liep ik al pratend met wie dan ook, het tekenlokaal in. Ik nam alles zoals het kwam. Ik had toch zo'n hekel aan dat tekenen. Ik kon er ook niets van. Wij hadden weleens aquarelleren, maar bij mij was dat een hele natte rotzooi. Meneer Kamerik had mijn gemopper gehoord en ik kon alweer vertrekken. Pech had ik weleens en ja, Broekhuysen liep weer langs. “Sta je nu alweer op de gang, met tekenen? Wat heb je gedaan? Eigenlijk weet ik dat niet meneer, maar ik vind het niet erg, ik teken niet graag”. Na een tijdje ben ik gewoon naar huis gegaan. De volgende dag moest ik bij Bierling komen. Dat was minder, ik kon beter opschieten met Broekhuysen… Twee keer de klas uitgestuurd en halverwege de dag naar huis gegaan: ik kreeg ze onder uit de zak. De dinsdag heb ik toen maar uit mijn lesrooster geschrapt. Mijn ouders waren niet zo heel erg blij met me. Maar, wat had ik nou eigenlijk misdaan? Wij hadden ook een jaar het derde uur gym, één uurtje. Dan fietste je naar het gymlokaal, een paar kilometer van de Venusstraat. Ik vond dat niet normaal. Het vierde uur hadden we Frans van mevrouw Dörr. Ik vond haar een strenge, maar wel lieve vrouw. Je kon bij haar wel aardig inschatten, wanneer er een schriftelijke overhoring kwam. Als je dat wist, dan ging een normaal mens toch niet gymmen? Zeker niet voor 20 minuten! Ik leerde dan soms in de fietsenstalling, soms op een muurtje. Dörr las ook altijd de cijfers voor. “Egbert Helder een 1”. Ik kon mijn cijfers altijd wel een beetje inschatten en dit kon niet waar zijn. Toen ik mijn blaadje terugkreeg, zag ik, dat ik nauwelijks iets fout had gedaan. Een cedille vergeten, of een accent verkeerd. Mij niet aardig vinden, daar had ik toen al alle begrip voor, maar het moest niet te gek worden. Bezwaar gemaakt en tja, ik kreeg 9,5. Dat scheelde toch veel vergeleken met een 1… |
Egbert Helder, klas 3A in 1963-1964 |
Tijdens het uitstapje naar België in 1966 beklommen we te Brugge de Belfort. Van bovenaf had je een prachtig uitzicht over de stad. Toen we naar beneden gingen, bleven een paar leerlingen nog even "nagenieten van het uitzicht". Piet Smit besloot van de gelegenheid gebruik te maken om nog wat hoger te klimmen, namelijk op de balken, vlak onder de luidklokken. Zoiets kon je beter niet doen om één minuut voor het hele uur... Naar zijn zeggen donderde hij van schrik bijna van de balk af. Hij was in ieder geval wel binnen de kortst mogelijke tijd beneden! Volgens leerlingen die als boer meededen in het toneelstuk 'Don Quichot en de bruiloft van Kamacho', was het hoogtepunt het moment waarop de boeren edelman Basilius mochten aftuigen. De 'boeren' vonden het een plezier om hem (leraar De Vries) met stokken te mogen slaan! Het is allemaal wel meegevallen, want de leraar heeft achteraf niet gemopperd. De regie had uit voorzorg wel gekozen voor stokken in plaats van messen, die in het stuk werden genoemd. Collega Bosch gaf aanvankelijk een paar uur geschiedenis. Zijn schaterende lach kon je lokalen ver horen en die verstoorde menig les... |
Meneer Roosendaal, leraar (kunst)geschiedenis en staatsinrichting PB & Ichthus '1961-1972' |
Met meneer Kik en mij is het nooit wat geworden. Hoe het kwam, weet ik niet, mijn hoofd, mijn haar, mijn blik, mijn houding… who knows… maar iedere inspanning voor zijn vak werd altijd beloond met een 1. Wanneer hij in een goede bui was een 2 en met een 3 werd ik thuis onthaald met taart. 300% vooruitgang! Na een reeks enen en tweeën kreeg ik de kans een proefwerk over te maken. In de leraarskamer. In zijn nabijheid. Zeer geruststellend, zou je zeggen. Meneer Algra zat er ook en hij moet mijn angstzweet geroken hebben, want hij zei: ”Zeg Kik, weet je zelf wel waar steenkoolgebieden in Engeland zijn…” Kik veerde op; blij kennis te kunnen etaleren en somde de gebieden bij wijze van overhoring op. Ik begon prompt te pennen. Het eerste en enige proefwerk met een 7. Dankzij Algra! Van Kik herinner ik me ook het verhaal, dat hij altijd over de Heerenduinweg naar de Venusstraat reed. Met de auto. Ging prima, tot de dag waarop zijn sinaasappeltje uit zijn tas viel. Op zich niet zo heel erg, maar wel toen hij moest remmen en het sinaasappeltje zich verstopt had onder zijn rempedaal. Gevolg: frontaal tegen een lantaarnpaal. Als een donut er rond omheen. Boze tongen beweerden dat hij bij de gemeente de beschadigde lantaarnpaal gevorderd heeft, nadat hij de vervangingswaarde betaald had. Nu was deze immers zijn eigendom? Mythe? Werkelijkheid? Verkiezingen. Ieder jaar waren er verkiezingen voor de leerlingenraad. De gangen van de school hingen vol met namen en aanbevelingen voor wie we moesten kiezen. Deze periode was altijd een onrustige tijd. ‘n Beetje anarchistisch. Ik herinner me dat we in zo’n week met een stel de leraarskamer in een pauze op slot draaiden. De pauze was voorbij, scholieren stroomden binnen, kregen geen les… en in een mum van tijd verspreidden al die mensen zich over de Planetenweg (snackbar) en de supermarkt (Blom?) of gingen gewoon weg. We werden gestraft voor deze daad. Drie dagen van school verwijderd. Wat een heerlijke tijd was dat! Drie dagen. Een zee van tijd. In dat jaar werd ik gekozen in de raad en bleef trouwens óók zitten. Je kunt niet overal goed in zijn! |
Emmie van den Berg, klas 2B in 1962-1963 |
|
Harm Bosman, klas 4B1 in 1967-1968 |
Niet iedere leerling begon op de PB in de eerste klas. Wij kwamen in 1963 met ons drieën van de Groen van Prinsterer Mulo: Roos Smit, Riekelt de Boer en ik. We hadden daar al 4 jaar met elkaar opgetrokken en nu, Mulodiploma A op zak, kwamen we naar de Prins Bernhard HBS. Dat was in ieder geval voor mij een totaal nieuwe wereld en dat had niet alleen betrekking op het gebouw. Riekelt en ik bleken in de 3e klas te moeten beginnen. Twee jaar achterop en dat was best even slikken. Roos mocht echter in de 4e klas beginnen en aanvankelijk begreep ik daar helemaal niets van (ik vond het ook eigenlijk niet eerlijk). Het verschil bleek te zitten in onze keuze voor HBS-A (Roos) of HBS-B (Riekelt en ik). Wij hadden blijkbaar voor de moeilijkste variant gekozen. Mulo A en HBS A sloten met één jaar verlies op elkaar aan; met HBS B was dat dus twee jaar. Na mijn inschrijving als nieuwkomend leerling bleek de boekenmarkt al voorbij te zijn, dus moesten de leerboeken allemaal bij boekhandel De Vries in Haarlem worden gekocht. Sommige waren eerder gebruikt, maar de meeste moesten nieuw worden aangeschaft. De meeste indruk op mij maakte het natuurkundeboek: glanzend zwart met een afbeelding van een soort kernreactie. Het boek staat op de website. ‘Natuurkunde op corpusculaire grondslag’, geschreven door een dr. en een drs. Geen idee wat me te wachten stond. Wel had ik, vanwege mijn komst van de Mulo, het advies gekregen om dat boek alvast maar eens door te kijken. Het sloot namelijk aan op een boek van de 2e klas, maar die had ik niet meegemaakt. Vanwege mijn goede Mulo-cijfers voor natuurkunde was ik aanvankelijk vol vertrouwen, maar dat viel dus behoorlijk tegen. Mijn achten en negens van de mulo smolten op de PB ‘als sneeuw voor de zon’. Dit tot radeloosheid van meneer Van Hoek die mij het vak maar niet bij kon brengen. Voordat de rapportcijfers door hem aan het papier werden toevertrouwd, nam hij ze meestal met een uitgebreide ‘motivatie’ met ons door. Bij het laatste rapport was het zover gekomen dat hij mij vroeg of ik een 2 of een 3 op mijn lijst wilde hebben. De keus lag, tot hilariteit van de klas, voor de hand: een 3 natuurlijk. En zo geschiedde. Op mijn examenlijst heb ik dat nog tot een 4 weten op te krikken. (En dan te bedenken dat mijn zoon inmiddels tot dr. in dit vak is gepromoveerd!) Iets vergelijkbaars overkwam me met het vak stereometrie, maar met een gelukkiger afloop. Op mijn laatste drie rapporten prijkte voor dit vak -met moeite- een magere 4. Maar, wonder oh wonder, op mijn examenlijst stond er opeens een fraaie 8! Het leverde me bij het afscheid, naast het exemplaar van het New Testament, nog een plagende korte ‘speech’ en een persoonlijk cadeau van meneer Algra op: een door hem gesigneerd boekje over zíjn vak, wiskunde. |
Ton Kalkman, klas 3B in 1963-1964 |
Egbert is nog meer te binnen geschoten! Biologie vond ik helemaal niets. Wij hadden het altijd twee lesuren achter elkaar. Vreselijk! Aan het eind van zo'n martelgang zei Van Zalinge: "De volgende keer gaan wij het hebben over de voortplanting". Ik denk dat het in de vierde klas was. Voorlichting was er in ons gezin wel een beetje, maar niet echt. Ik wist meer niet, dan wel. Ik had wel een oudere zus, maar... Niemand sprak erover, ik misschien weleens wat met hele goede vrienden, maar verder toch niet. Van Zalinge had natuurlijk onze aandacht en we keken zelfs uit naar de volgende les (dan moest je toch wel onder de indruk zijn). Op zijn bekende trage wijze opende hij de volgende les. Twee lesuren over de voortplanting! De meeste leerlingen hadden net voor de eerste keer gekust, of keken daar heel erg naar uit. 'De voortplanting' zei Van Zalinge en vervolgde met de toch wel wonderbaarlijk mooie woorden: "het stekelbaarsje". Ik denk niet dat een leraar of spreker ooit zijn gehoor zó in elkaar heeft zien zakken. Later vond ik het toch wel grappig! Ik las iets over meneer Laan. Jonge vent, ik vond hem wel aardig. In het scheikundelokaal was een 'zuurkast', waarom die zo heette en wat het nut ervan was, weet ik niet. Ik zat er pal naast. Het was eigenlijk helemaal geen kast! Het leek meer op een soort doorgeefluik. Bij Chinese afhaalrestaurants zie je zoiets vaak. Zwavelzuur op koper, wat krijg je dan? Mogelijk wist Paul van Tongeren het, maar de meeste anderen en ik niet. Zwavelzuur (H2SO4) dat wisten we wel en koper (Cuprum). Geen idee wat daarvan kwam. Ik zat eerste rang en kon het mooi bekijken. Aanvankelijk gebeurde er niets. Toen gingen die koperkrullen ineens roken! Bruine wolken kwamen de klas binnen, het stonk en sloeg op je keel. Dus, de gangdeur open en naar buiten. Hoestend en proestend en vooral lachend. Het was toch wel een hele leuke school... |
Egbert Helder, klas 4B2 in 1964-1965 |
|
Sytske Visscher, klas 1D in 1965-1966 |
Marie de Goede was een heel leuk meisje om te zien. Een leraar noemde haar Maríe. Nee zei ze, ik heet Márie. De klemtoon was voor haar heel belangrijk. Niet het oude Maríe, maar de klemtoon moest op de eerste lettergreep. Misschien schreef ze het zelf ook wel als Marrie. De leraar snapte er helemaal niets van en de leerlingen ook niet! Zelden zal in de eerste minuten van een lesuur zo vaak de naam Marie gevallen zijn. Als ik haar aansprak, wat ik toch al niet zo goed durfde, dan oefende ik eerst even voor mezelf… Gerke Beetstra was kennelijk niet zo populair bij meneer Duyzer (ik mocht Duyzer wel). Gerke was een leuke, aardige jongen. Zijn vader was bakker. Ik ben weleens bij hem thuis geweest. Gerke hakkelde. Helemaal niemand zei daar ooit iets over, dat was ‘not done’ om maar even bij de les van meneer Duyzer te blijven. Duyzer kwetste Gerke eens wél met een rotopmerking. Een golf van verontwaardiging ging door de klas, gevolgd door een daverend gelach. Duyzer was scheel en Gerke produceerde als repliek de mooie zin: ie....ie.....ie....iedere gek heeft z’n gebrek! Piet de Boer was een klasgenoot om wie je regelmatig moest lachen. Altijd vrolijk en overal de zonzijde van zien. Ik meen, dat het meneer Leeuwenstein was met staatsinrichting, maar ik geloof iedereen, die zegt dat het een ander was. De leraar las de namen op van de leerlingen en dan moest je je vinger opsteken. Piet de Boer, géén vinger. Hé, is Piet de Boer er niet? Hij keek in het bekende klasseboek. Piet stak aarzelend zijn vinger op, misschien bedoelt u mij, maar ik heet Pierre de Boèr! Mevrouw Dörr zou trots op hem geweest zijn. Ik vond het geweldig, maar Piet zal wel weer op de gang gestaan hebben. Van Zalinge ontbreekt in geen enkel schoolverhaal. Ik had een hekel aan hem, die langzame slome spraak. Ik kon er niet tegen! Bloemen en planten, ik liep er niet warm voor. Hij wist dat ik een hekel aan hem had. En omgekeerd was het, denk ik, ook zo. Een proefwerk, dat was in mijn tijd iets zeldzaams met biologie. Het ging over desoxyribonucleïnezuur (DNA). Va Zalinge was zijn tijd wel een beetje vooruit. Henk Offerhaus was mijn schoolvriend, wij zaten naast elkaar. En we keken probleemloos af. Eigenlijk was het geen afkijken, ik legde mijn papier zó neer, dat hij het heel makkelijk kon lezen en hij deed dat ook voor mij. Van Zalinge las de cijfers voor. Je moest wel heel weinig weten om geen 6 te krijgen. De alfabetische volgorde kende iedereen uit z'n hoofd. Ria Aling, Anke de Boer, Piet de Boer enz. Bij de H werd ik overgeslagen. Wat was dat? Bij de O sloeg hij mijn vriend Henk Offerhaus ook over. Ik dacht: nee hè, want ik kende van Zalinge. Toen zei de toch wel grappige Van Zalinge: en dan heb ik nog Egbert Offerhaus en Henk Helder, zij hebben een samen een 10. Goed gedaan zo met z'n tweetjes, dus jullie krijgen een 5. De klas lachte, maar wij hooguit als een boer die kiespijn had. Op het rapport hadden we toch een 7 en ik vond hem minder onverdraagbaar. Van Maanen was een leuke man. Er werd wel eens gezegd, dat hij soms 2 verschillende schoenen aan had. Maar ik keek nooit zo goed naar leraren. Wat sommige meisjes aanhadden, dat wist ik weer wel. Bij meneer van Maanen moesten wij altijd gedichten voordragen. Ik vond dat vervelend. ‘De tuinman en de dood’: Een salvo klinkt, de dood is slechts een kogel… ‘De achttien doden’: Een cel is maar 2 meter lang enz. Het trok wekelijks aan ons voorbij. In onze gedichtenbundel stond een heel kort gedicht. ‘De visser van Ma Yuang’, of zoiets. Een regeltje of 6 en dan nog 2x dezelfde. En daar tussen rust de visser… Ik was zo klaar, dacht ik, maar dat mislukte deerlijk. Van Maanen ging allerlei vragen stellen. Wat bedoelde de dichter? Tja, ik had geen idee. Ik vraag me nog af, of iemand dat wel wist! Bierling was mijn favoriete leraar (mevrouw Oostenrijk ook wel). Hij vertelde zo mooi, dat je ademloos zat te luisteren. Ik voelde me soms Achilles, of later Willem van Oranje zelf. Ook hij mocht mij niet zo. Als -zoals gebruikelijk- iemand voor de klas moest komen, dan stelde hij vragen, waar iedereen het antwoord op wist. Ik dus ook. Als ík voor de klas moest komen, dan stelde hij vragen waar geen sterveling het antwoord op wist! Het was ook niet behandeld in de klas. Ik heb dat altijd raar gevonden... |
Egbert Helder, klas 3A in 1963-1964 |
Vanaf mijn twaalfde verjaardag houd ik een dagboek bij. Als scholiere schreef ik in een dagboekje met een slot erop, dat ik goed wegstopte in een lade van mijn bureautje. Niemand mocht daar in lezen! Op school hield ik een meer openbaar dagboek bij. Ik was eigenlijk altijd aan het schrijven, maar dat waren niet -zoals de leraren waarschijnlijk dachten- aantekeningen van hun lessen, welnee, ik observeerde mijn klasgenoten en schreef daarover. En dat leidde bijvoorbeeld tot het volgende verslagje: klas 2H1 tijdens een geschiedenisles door meneer Roosendaal. Roosendaal: “…, de vierde bepaling was dat....blabla...” H.K.: zucht, H.D.: kijkt ernstig, R.V.: kijkt naar zijn duim, P.M.: gooit propje, H.K.: ook, E.M.: schrijft, I.R.: schrijft, G.d.V.: lacht naar W.d.B., L.K.: schrijft, B.d.J.: slaapt, G.J.: snuift, A.H.: tekent, A.v.d. M.: kijkt naar haar duim, K.H.: luistert, C.K.: doet alsof hij luistert, J.W.: schrijft, S.K.: kijkt kwaad, L.M.: kijkt naar H.K., J.P.: heeft last van de zon, P.K.: is verdrietig, N.V.: belangstellend, W.S.: gluurt, C.V.: kauwt, W.d.B.: praat tegen G.d.V., S.v.d.R.: verveelt zich. Roosendaal: “.... en pikten ons Nieuw Nederland af, het tegenwoordige New York”. Nou, zeiden wij, dat is helemaal mooi...” Tot zover dit live-verslag vanuit de Prins Bernhard HBS in het jaar 1968. Ik zal de initialen niet nader bekend maken. Het is voor niemand leuk om dertig jaar later te moeten toegeven, dat je tijdens de boeiende geschiedenislessen van Roosendaal zat te slapen… Elly Michielsen heeft in het najaar van 1968 haar klasgenoten gevraagd, iets in een kladblok te schrijven aan haar nageslacht. Haar klasgenoten van 2H1, waarvan de meisjes een alternatieve voornaam hadden gekozen, hebben grotendeels gehoor gegeven aan de oproep om "een brief aan de toekomst" te schrijven. Elly heeft e.e.a. 'gecensureerd' en er een selectie uitgekozen. Wie het lezen wil, kan dat doen door hier te klikken. |
Elly Michielsen, klas 1B in 1966-1967 |
Mijn getuigschrift 3-jarige HBS kreeg ik met een rapport dat zeer dubieus tot stand is gekomen. Elke leraar werd door mij gevraagd om enige coulance, want ik vertrok van de HBS naar de HAVO... Ja ja, die was sinds kort ook in IJmuiden. Na een lange tijd van vergaderen begreep ik van mevrouw Verspuy, dat men mij graag zag vertrekken. Met 3 x 5 en een 4 kreeg ik toch een getuigschrift!!! En mocht ik toch naar de 4e willen, dan had ik twee taken. Ik heb het rapport en getuigschrift ter beschikking gesteld! (Zie bij ‘Doel/resultaten, red.). Uren kan ik vertellen over mijn schooltijd op de PB-HBS. Ik was geen echte studiebol. Alles was interessant behalve leren, dus elke klas doubleren was het gevolg. Op de HAVO was het trouwens niet anders. Achteraf is gebleken waarom het zo verliep. Ik was namelijk toendertijd een nog niet onderkend ADHD-ertje en ‘hoogbegaafd’ om elke test steevast goed te maken! |
Piet Hoekstra, klas 3H3 in 1969-1970 |
|
Harm Bosman, klas 1C in 1963-1964 |
|
Hans Wendte, klas 2H4 in 1959-1960 |
"Ja, ik zag het grote artikel in de IJmuider Courant.....prachtig. Die beginjaren weet ik nog best. Ik was regelmatig in de school te vinden. Om mijn vader te helpen en maatjes te zien van mijn oude school, de Julianaschool. Voorts hielp ik mijn vader altijd in de schoolvakanties met het schoonmaken. Hij stond er toen alleen voor. Man, ik zal wat van die wanden in de gang hebben schoongemaakt!" (Arnold heeft een aantal foto's van evenementen -waarop wijlen zijn vader staat- ingestuurd). |
Slotboom's zoon Arnold, "vakantiewerker" |
|
Hans Wendte, klas 1F in 1958-1959 |
Nog meer bijdragen van Leen Koper! Ik kan me herinneren, dat op een bepaald moment er een lerarentekort heerste. Toen hebben we les gekregen van een aantal onbevoegde (?) docenten, die op zaterdag lesgaven en door de week bij Hoogovens werkten. Van zo iemand heb ik twee jaar aardrijkskunde gehad. Hij heette van der Ham! In 2007 vieren "we" het 50-jarig bestaan van een verenigd Europa, maar indertijd hebben we ook iets gevierd, ik dacht in 1965, met een gezamenlijk Europa-nummer van een schoolkrant, die op vrij glossy papier verscheen, op vol formaat. Een samenwerkingsproject met een aantal scholen uit Haarlem. Hierin was ik als redacteur afgevaardigd namens de Prins Bernhard HBS. De andere deelnemers waren van het Marnix lyceum, de Alma Mater MMS en nog een paar scholen, waarschijnlijk alle op religieuze grondslag. Het was al heel wat, dat wij samen mochten werken met een katholieke MMS, maar de heidenen zullen wel buitengesloten zijn geweest... Na het geslaagde eindexamen 1966 (iedereen was geslaagd) besloot klas 5a als afsluiting van de HBS-tijd, tezamen met meneer Van Maanen, de klasse-leraar, een keer uit eten te gaan. Van Maanen wist wel een leuk chinees/indisch restaurant in Amsterdam en daar gingen we naartoe, in drie auto's. Voorop Van Maanen met zijn Ford Taunus 12M, dan Arjen Kemp met de Ford Mustang van zijn vader, beide auto's afgeladen met leerlingen en tot slot Leen Koper en Jan Tanja, samen in de Fiat 500 van zijn moeder. Op de Stadhouderskade dreigde de Fiat de andere auto's kwijt te raken. Geen probleem, het dak werd opengeschoven en Leen kon staande in de auto, die tot even over zijn knieën reikte, over het andere verkeer heen kijken en met vingerwijzingen Jan de goede kant opsturen. Uiteindelijk op de Overtoom beland, waren er slechts twee fatsoenlijke parkeerplaatsen beschikbaar en helemaal in een zijstraat parkeren, deed je natuurlijk in die jaren niet. Slechts een miniem plekje, waar je onmogelijk kon inparkeren, was nog beschikbaar. Geen nood, nadat de Taunus en de Mustang geparkeerd waren, werd met vereende krachten de Fiat 500 opgetild en op de minieme "parkeerplaats" gezet en het hele stel kon rustig gaan eten! |
Leen Koper, klas 1F in 1960-1961 |
Mevrouw Dörr (Frans) had op een dag
haast, heel veel haast om na de lessen de trein te halen. Ze was
licht in paniek, wat niet echt bij haar hoorde. Ik bood haar aan
haar -achterop mijn fiets- te brengen. Zowaar, dat wilde ze wel.
Wat wel bij haar hoorde, was een zeker, bovengemiddeld gewicht.
Dat heb ik geweten. Na de rit lagen de meeste spaken uit mijn
achterwiel. Gebroken en eruit gedrukt. Mevrouw Dörr was me wel
heel dankbaar!
Tijdens de zeilweek in Grouw, met als thema "De Tweede Wereldoorlog", hadden we veel plezier. In de toiletruimte voor jongens werden ook de docenten wel besproken. Zo dacht ik op een keer, dat mijn vriend daar naast me stond (de toiletten waren gescheiden door deurtjes). Ik maakte toen veel grappen over meneer Bierling die niet allemaal even kies waren, maar ja, jongens onder elkaar niet? We verlieten gelijktijdig het toilet, de deurtjes gingen open en wie kwam er uit het toilet naast mij? Je raadt het al: meneer Bierling! Ik wist niet waar ik kijken moest en ik kon het doen met een gepast en minzaam lachje, zonder een woord erover. Oef! Het heeft onze goede relatie toch niet erg geschaad en dat vind ik nog steeds erg professioneel! Ik behoorde tot de eerste groep die HBS-B eindexamen deed in 1963. Natuurkunde was mijn favoriete vak en we hadden er meneer Kuhlemaijer als leraar voor. Hij was goed, maar als hij tegen je sprak kwam er teveel mondwater mee. Wij deinsden dan demonstratief achterover om het schoon en droog te houden. Het natuurkundelokaal lag aan het eind van de gang, in een hoek. Af en toe, als de ramen opengingen, hoorden we de vogels en soms ook een draaiorgel. Op een keer besloten we onder elkaar te lappen en spraken met de "draaiorgelist" (orgelman) af, dat hij een heel lesuur direct naast het lokaal zou gaan draaien. Dat stoorde bij de uitleg van de wetten van Boyle natuurlijk geweldig. Meneer Kuhlemaijer deed het raam open en verzocht de man weg te gaan. Deze orgeldraaier bleek echter van het betaalde soort te zijn. Wij lagen "plat" bij iedere keer, dat hem opnieuw en met steeds meer aandrang werd gevraagd om te vertrekken... Nog een voorval tijdens een natuurkundeles! Op de balie brandde een bunsenbrander met een flauw, blauw vlammetje, nauwelijks zichtbaar door de volle zon. Kuhlemaijer ging tijdens de uitleg van iets, vóór de leerlingen op de balie zitten. Hij merkte niet dat zijn colbert contact had gemaakt met de waakvlam. Hoezo waakvlam? Wij zagen rook en zeiden dat hij in brand stond. Dat moest wel een grapje van leerlingen zijn en dus ging hij gewoon door met lesgeven. En wij maar aandringen: "Meneer, u staat in brand!!". Spoedig begreep hij dat het hier om leven en dood ging. Hij trok met spoed zijn gehavende colbert uit en liep naar de amanuensis-ruimte ernaast. Het gaf heel wat consternatie in de klas, maar we lagen wel slap van het lachen! |
Frits Vermeulen, klas 5B in 1962-1963 |
Toen het Prins Bernhard College
fuseerde met het Gymnasium Paulinum moest er een nieuwe naam
komen. Er werd een prijsvraag uitgeschreven. Ik heb de
suggestie gedaan te kiezen voor Pieter Bokma College. Dat
had het voordeel dat de initialen in het logo dezelfde
konden blijven. Bovendien was de firma Fries en van
gereformeerde huize. Ik begrijp niet waarom ik de prijsvraag
niet heb gewonnen en gekozen is voor het weinig originele
Ichthus College...
|
Meneer Algra, wiskundeleraar Marnix-PB-Ichthus '1958-1972' |
|
Wim Tulp, klas 4B2 in 1969-1970 |
Klas 1C
'71-'72. Met Peter Weren (zoon van de kapper in de Snelliusstraat)
hield ik wijngaardslak-races op onze tafeltjes in een klaslokaal aan de
Venusstraat. Ik moest 'tig' keer nablijven bij conciërge De Ruyter, vaak
ook samen met 'Siepie' (Siebrand) Agter. We moesten doorgaans zó
vreselijk lachen, dat zelfs die conciërge ons glimlachend huiswaarts
stuurde, omdat nablijven geen straf meer voor ons was. Onze mentrix
heette juffrouw Michon, een geweldig aardige lerares Frans, bij wie
Peter Weren en ik nog wel eens thuis geweest zijn. Met die lerares
hebben we ook vreselijk veel lol gehad. De cijfers waren intussen prima,
zelfs voor wiskunde had ik toen nog een 7 (onder Mellema), een niveau
dat vanaf klas 2 is gezakt naar uiteindelijk een 2 en 3. En dan nog dit:
tijdens een spreekbeurt van Ank van der Veen over de maanlandingen
vertelde ze, dat er honderden, miljoenen, dúízenden mensen voor de tv
zaten..... Hilariteit en een klas compleet in wanorde van het lachen!
Meneer Buser wilde haar een 6 geven. Onder aanvoering van Peter Weren,
Siebrand Agter en mezelf hebben we net zo hard geroepen tot ze een 7 of
8 kreeg... Het was een geweldig leuke klas, een hele enerverende tijd.
Een klas vol jonge honden en nog nét Prins Bernhard College! Ik heb meer
goede herinneringen aan de IJmuidense tijd, dan aan de laatste twee jaar in
Driehuis op het 'Paulinum'.
|
Peter van Vliet, klas 1C in 1971-1972 |
Meneer Kik kan ik me nog wel
herinneren, maar niets over zijn fossielenhamer... Hij kwam altijd
het laatste stuk lopend -vanaf de bushalte- naar school en at
dan ondertussen een appeltje. Toen steeds meer docenten
gemotoriseerd raakten, ging Kik ook zijn rijbewijs halen.
Hij schafte een autootje aan en een van de eerste keren dat hij
daarmee naar school kwam, liet hij tijdens het rijden zijn appel
vallen. Toen hij die opraapte, reed hij van de weg en kwam tot
stilstand tegen een paal. Auto 'total-loss'. Dus kwam Kik
voortaan weer met de bus!
|
Ton van der Kolk, klas 3H4 in 1959-1960 |
Verhaal over geschiedenisleraar Van Voorst Vader, bijnaam "Pappie". Ik had de man hoog staan. Het was volgens mij in het schooljaar '66/'67, klas 2D, dat wij besloten hadden een elastiekbombardement op het schoolbord uit te voeren, zodra "Pappie" zich omdraaide (want zo laf waren wij wel). Er moeten 'verraaiers' onder ons geweest zijn. Hoe dan ook: "Pappie" kwam binnen en zei: "Het ruikt hier naar rubber". Een onvoorstelbaar goede crisisbeheersing... Sterker nog, die crisis kwam er helemaal niet meer! Ander verhaal over "Pappie" van Voorst Vader maar met een behoorlijk persoonlijk tintje. In een geschiedkundig verhaal kwam ene Du Maurier voor. In mijn tijd op de PB was dat ook de naam van een sigaret en wel een buitensporig lange. Ik meende het een met het ander te kunnen, zo niet te moeten combineren en stelde uit puur geschiedkundig verlangen de vraag of Du Maurier misschien een opmerkelijk lange man was geweest. "Pappie" was oprecht verbaasd over die vraag en vroeg naar de achtergrond ervan. Toen ik die had geopenbaard, sprak "Pappie" de onsterfelijke woorden: "Ja ja, Peter Stuijvesant had ook een houten poot". Op dat moment voelde ik me voor joker gezet. Mijn vraag was (werkelijk!) uiterst serieus bedoeld. Maar ik ben zijn uitdrukking tot op de dag van vandaag blijven gebruiken, wanneer iemand een 'tang-op-een-varken-vergelijking' maakt! Voor wat betreft activiteiten: er heeft nog eens een toneelvoorstelling plaatsgevonden in de Stadsschouwburg. Vraag me niet meer wanneer en welk stuk het betrof. Wat me echter helder is bijgebleven, is, dat de souffleur beter was te verstaan dan de spelers, alsmede dat wij toen voor het eerst mevrouw Van Voorst Vader konden aanschouwen, van wie het gerucht wilde dat het een heuse barones was. Ze voldeed niet aan het beeld, dat ik van een barones had, herinner ik mij nog. Verder werd bij die gelegenheid, met name door eersteklassers, veel voer gegeven aan het gerucht, dat meneer Van Schaik en mejuffrouw Verspuij "iets moois" zouden hebben... Ander verhaal over mevrouw Verspuy. In onze HBS-jaren was er nog zo iets als een top-40 (van Veronica). Die was ook op papier te krijgen bij de platenhandelaar (kom daar tegenwoordig nog maar eens om, om een plátenhandelaar bedoel ik). Een dergelijke papieren versie circuleerde tijdens de les van mevrouw Verspuy. Hoog genoteerd stond het nummmer 'Gina Lollobrigida'; vraag me niet meer van wie. Wijsneus als ik was, had ik ergens gelezen dat er een nieuw Frans woord was ontstaan, alsmede wat daarmee werd aangeduid. Dus vroeg ik aan mijn buurman (iets te luid, achteraf), of hij wist wat 'lollobrigidair' betekende. Hij wist dat niet. Maar Verspuy had het gehoord en was zeer geïnteresseerd. Ik kon vertellen dat de Franse taal duidelijk een levende taal was en dat 'lollobrigidair' stond voor 'heuvelachtig'. Ik werd stante pede naar de rector gestuurd. Dat was werkelijk de eerste (en terugkijkend) ook de laatste keer, dat ik die man in zijn burelen bezocht. Voor iedereen die mevrouw Verspuy heeft gekend, ga ik ervan uit dat ik de 'pointe' niet hoef uit te leggen! |
Hans de Haan, klas 5B2 in 1969-1970 |
Le Français Vivant: Met genoegen denk ik nog steeds terug aan mevrouw Dörr. Ik heb nooit hoger gescoord dan een 3 voor een Frans proefwerk (echt niet). De tweede keer in de tweede klas, nadat ik met de moed der wanhoop weken had geleerd voor een proefwerk, kreeg ik weer een 1… Ik heb toen tegen mevrouw Dörr gezegd, dat ik het voor gezien hield, Frans unilateraal uit mijn rooster ging schrappen, doch ik beloofde, dat ik haar het leven niet zuur zou maken. Ze begreep me, liet me met rust en hielp me overgaan met een gefingeerd cijfer. Uit het lesboek hield ik echter een fascinatie voor reizen over, door die tekstblokjes over het Quartier Latin in Parijs, La Route du Soleil, die naar Marseille voerde, etc. Ik heb nog ettelijke malen gezocht naar het restaurant Dupont in het Quartier Latin. "Chez Dupont tout est bon (sauf l'addition)! Zoek maar op, dat staat er echt in... |
Wim van Rij, klas 1G in 1959-1960 |
|
Ton Kalkman, klas 5B1 in 1965-1966 |
En dan het verhaal van een niet nader te noemen Prinsbernhardiaanse, die Leen tot zijn verrassing tegenkwam in Londen, waar ze voor het eerst verbleef. Naar goed gebruik, zoals geleerd van mevrouw Fischer-Vahl, paste zij zich aan 's lands gewoonte aan en vroeg ze in de pub naar "the bathroom, because I have to powder my nose". Immers, dat zeiden dames altijd in Engeland! |
Leen Koper, klas 5A in 1965-1966 |
|
Flip Glas, klas 3B in 1965-1966 |
|
Leen Koper, klas 2B in 1961-1962 |
|
Jan van Popta, klas 2B in 1962-1963 |
|
Beja Peijpers, klas 2B in 1963-1964 |
|
Loes van Daele, klas 3B in 1964-1965 |
Weet iemand nog dat van Zalinge als een van de eerste Nederlanders in zijn DAF -waarmee hij altijd met een snelheid van ongeveer 30 km/u van Haarlem naar IJmuiden scheurde- over veiligheidsgordels beschikte? Gewoon een manilla-touwtje aan de zijkanten van de stoelen gebonden en voor de buik gespannen... En hoe van Zalinge altijd de biologieles begon? Dat was met: "Wat is mijn eerste vraag?" Iedereen die de vraag niet wist te beantwoorden werd een nul toebedeeld... Meestal waren dat een stuk of tien leerlingen. Op één keer na. Toen vroeg hij het aan mij, waarop ik wel het antwoord wist: "Wat is mijn eerste vraag?" Dit antwoord werd niet op prijs gesteld en ik kon naar de directeur, de heer Broekhuijsen, die maar niet kon begrijpen wat er gebeurd was en mij daarop maar voor straf aan de Duitse woordjes zette. Kan iemand zich nog herinneren dat de heer Kik een nieuwe auto gekocht had, een stationwagen? "Dat was makkelijk", vertelde hij, "voor de zonnehoed". En weten jullie nog dat hij tijdens de les eens een film vertoonde met een of andere negerstam uit Afrika? Toen men begon te dansen, waarbij de borsten van de dames braaf op en neer wipten, hield hij de hand voor de lens om het de leerlingen sexueel niet al te moeilijk te maken. En dat een natuurkundeleraar, genaamd Groenhuijzen, eens controleerde of een bunsenbrander aan was, door zijn hand in de vlam te steken? Hij brandde! En dat Klinkhamer eens een piano uit elkaar haalde om hem eens goed te demonstreren en hem niet meer in elkaar kon krijgen? En dat Siebe Schouw, een uitstekende leraar handelswetenschappen, die me door zijn fantastisch goede -maar saaie- lessen jaren bespaard heeft toen ik voor SPD ging studeren, op een zeilkamp in Grouw verscheen met ENORME witte gymschoenen? En dat op datzelfde zeilkamp, op de eerste morgen, Jacob Spijkerman (tja, zo heette die toen nog) 's morgens heel vroeg in een wastobbe gezet werd (omdat hij de hele nacht had liggen klieren) en afgeduwd werd, de Driehuister sloot in. En, dat er toen een schip door het Prinses Margrietkanaal voer, dat zulke hoge golven in de Driehuister sloot veroorzaakte, dat hij met tobbe en al "Titanic" ging spelen? |
Leen Koper, klas 3A in 1963-1964 |
Home |