En dan nu... |
Interviews met oud-docentenn |
Vraag 1: Als u de naam Prins Bernhard HBS hoort, waar moet u dan direct aan denken?
Dörr: Broekhuysen, om zijn enorme positieve inzet.
Klinkhamer: Broekhuysen, om wat hij voor de school heeft gedaan, om de wijze waarop hij de teamgeest van het lerarenkorps stimuleerde en omdat hij altijd rustig en correct bleef.
Kamerik: Moeilijk te vinden plek. Toen ik er de eerste keer voor een gesprek naartoe ging, heb ik erg moeten zoeken.
Fischer: Gezellige school, kleinschalig. Minpuntje was het feit dat de Pinkstervakantie niet synchroon liep met die van het Marnix, waar mijn man lesgaf.
Van Nood: Opvolgster van Van Maanen. Prima (collegiale) sfeer in de Venusstraat.
De Vries: 1e graads baan als gymleraar. Wel vaak te weinig budget voor sportmateriaal.
Algra: De overgang van het Marnix naar de dependance in IJmuiden, die zou plaatsvinden direct na de herfstvakantie. Ik had de mededeling daarover op het prikbord gemist. Op die eerste dag kwam ik keurig op tijd met de trein in IJmuiden aan. Daar trof ik een leeg schoolgebouw aan. Er was één meneer, concierge Slotboom, die mij vertelde dat de officiële opening in de Bethlehemkerk al begonnen was. In plaats van naar de opening ben ik toen maar naar de kapper gegaan.
Langhout: De noodlokalen en de mooie tijd die ik er gehad heb.
Roosendaal: De hele prettige sfeer en de collegialiteit.
Van Voorst Vader: Broekhuysen, een juweel van een directeur. Hij werd nooit nijdig of onaardig, behield de controle en liet iedereen in zijn waarde.
Laan: Mijn eerste baan en mijn leukste tijd als docent. Het kleinschalige van de school vond ik ook heel aangenaam.
Van Maanen: Het pionieren en het enthousiaste lerarenkorps.
Van Schaik: De ‘knetterende’ tegels in de gangen!
Van Hoek: Drie sleutelwoorden: Noodgebouw, Slotboom en knus. En een band met Broekhuysen, maar anders dan de anderen. Tot lang na mijn carrière op de Prins Bernhard HBS is er kontakt geweest. Helpen bij klusjes in huis en bij verhuizingen. We hadden elk twee verschillende petten op. Op de ‘PB’ was Broekhuysen de directeur en ik de leraar, maar bij het avondonderwijs was ik bestuursvoorzitter en daar de baas van Broekhuysen, die er leraar was.
Bierling: Het noodgebouw, haar bewoners en Slotboom!
Vraag 2: Hoe ziet uw verdere loopbaan eruit na de PB-periode?
Dörr: Ik ben gebleven op de school die Ichthus College ging heten en ik ben op mijn 62-ste met pensioen gegaan.
Klinkhamer: Ik ben mee overgegaan naar het Ichthus en op mijn 63-ste gestopt (pensioen).
Kamerik: Het aantal lesuren en huisvesting waren struikelblokken voor mij in IJmuiden. Daarom ben ik in 1964 naar Goes gegaan, waar ik meer uren kreeg en waar de accommodatie voor tekenen veel beter was. Ik had daar ook meer kans op ontplooïng.
Fischer: Ik heb na de PB-periode nog 12 jaar lesgegeven op het Marnix in Haarlem, waar ik in de PB-tijd ook weleens inviel als het nodig was.
Van Nood: Ik ben gebleven en heb ook een Ichthus-verleden.
De Vries: Ik ben ook gebleven en heb dus eveneens een Ichthusperiode meegemaakt. Ik moest noodgedwongen stoppen in 1990 (rugproblemen).
Algra: Vanaf 1967 was ik in IJmuiden conrector en ik kwam aan lesgeven nauwelijks meer toe. Bierling wilde en ging weg en dat wilde ik ook. Ik kon in 1977 naar Soest. Ik was toen 49 en kwam in een groep met veel jonge docenten. Gelukkig is dat goed gegaan. Ik heb daar nog 12 jaar met plezier voor de klas gestaan. Vanaf 1989 ben ik met VUT.
Langhout: Verandering van eisen voor scholen, fusies en de groei van aantallen leerlingen zorgden voor ‘herindeling’. Ik raakte betrokken bij de nieuw op te richten oecumenische HAVO/VWO in Castricum, waar ik -in 1971- als conrector ben aangesteld. Later werd dat het Bonhoeffer College. Daar ben ik tot mijn pensioen gebleven. Ik heb de 40 jaar onderwijs volgemaakt.
Roosendaal: Ik ben gebleven en dus docent op het Ichthus geworden. In 1988 kon ik eruit met de “Dop”-regeling (Doorstroming onderwijs personeel) en daar heb ik voor gekozen.
Van Voorst Vader: Ik ben van PB-HBS en PB-College leraar geworden/gebleven op het Ichthus. Op mijn 56-ste waren veel docenten ‘oud-regime’ niet meer nodig. Daarom kon ik vroeg met pensioen (met vroegpensioen).
Laan: In 1976 ben ik van het Ichthus vertrokken. Ik haalde net de 12 ½ jaar niet in IJmuiden (dus net geen feestje!). Ik ben toen als conrector op het Gemini te Ridderkerk aangesteld. Ik ben in 1996 gestopt met lesgeven, maar heb er nog een jaar of 2 als conrector gewerkt, alvorens met pensioen te gaan.
Van Maanen: Ik ben in 1966 vanuit IJmuiden vertrokken (huisvestingsproblemen) en naar het CVL in Veenendaal gegaan. Vandaar later naar Maarssenbroek, waar ik Bierling en Wibo de Boer (inmiddels sportleraar) weer trof. Tenslotte ben ik rector geworden van CSG ’t Loo te Voorburg.
Van Schaik: Ik heb van ‘65 tot ‘70 in IJmuiden gewerkt. Mijn eerste baan als leraar (ik zou in 1965 aan iets anders beginnen, maar koos voor de PB). Om huisvestingsproblematiek ben ik in 1970 vertrokken naar een school in Heerde. Ik heb nooit fulltime lesgegeven. Ik heb daarnaast altijd andere dingen gedaan.
Van Hoek: In 1972 ben ik vertrokken naar de politiek. Ik ben 10 jaar –met onderbrekingen- wethouder van onderwijs en economische zaken in de gemeente Velsen geweest en heb lesgegeven in het HBO (te Velsen-Noord, Haarlem en Alkmaar). Door het wethouderschap raakte ik betrokken bij de afvalverwerking in de provincie Noord-Holland. Daar ben ik nog steeds (als commissaris en secretaris) mee bezig.
Bierling: Ik ben rector geworden van het Ichthus College, tezamen met de heer Van Geijn. Dat was een unieke situatie. In 1975 ben ik vertrokken naar Maarssen, waar ik rector werd van het Nifterlake College, wederom een beginnende school. In 1989 ben ik -toen er een regeling kwam voor ‘te dure’ leerkrachten- met pensioen gegaan.
Vraag 3: Neemt de PB-tijd een speciale plaats bij u in en wat komt er zoal uit die tijd in uw herinnering terug?
Dörr: Ja, het was een groot deel van mijn leven. Ik wist als kind al dat ik lerares wilde worden. Ik speelde toen namelijk al met knikkers op een rijtje, dat was mijn klas! Heinneringen aan die tijd zijn: veel gelachen in de klas, maar met orde. De reis naar België en dat ik vaak scherp was, harde antwoorden gaf aan leerlingen.
Klinkhamer: Ja, Broekhuysen heeft enorm veel invloed gehad, hij was een voorbeeld. Herinneringen aan die tijd zijn: het pionieren, het elkaar helpen, de collegialiteit.
Kamerik: Ja, maar niet in de meest positieve zin. Het was een periode waarin tekenen niet als volwaardig vak werd gezien. Herinneringen: de gebrekkige accommodatie, geen geld voor materialen, een schoolbestuur dat weerstand bood.
Fischer: Het rijbewijs van Kik! Hij trakteerde op champagne toen hij geslaagd was. En dan het verhaal dat er onderweg iets onder zijn schoen rolde en dat hij daardoor tegen een lantaarnpaal reed.
Van Nood: Ja, er zijn heel veel herinneringen. Kenmerkend was vooral de warme en collegiale sfeer.
De Vries: Ja, ik heb me snel na mijn aanstelling gerealiseerd dat ik er een hele fijn baan had verworven. In mijn vak kon ik veel buiten lesgeven en dat vond ik grandioos.
Algra: Ja, ik heb aan de Prins Bernhard prima jaren gehad en ben ook alleen vertrokken om weer les te kunnen geven. Terugtreden uit de schoolleiding en toch blijven is lastig. Vooral de begintijd was leuk. O.l.v. directeur Broekhuysen vond echt teamvorming plaats. Er ontstond onderlinge vriendschap. Broekhuysen was trouwens een uitstekend directeur. Een zeer belezen man ook. Hij schreef een lesmethode voor Duits, die jaren op school gebruikt is. Als dat handig was, haalde hij je ook wel van het station. Ook heb ik hele goede herinneringen aan de toneelvoorstellingen. Ik heb zelf geregisseerd en ook meegespeeld. Goede stukken met mooie decors van collega Kamerik.
Langhout: Niet echt een speciale tijd. Ik had daarvoor al een traject van onderwijzer lagere school en leraar ULO afgelegd. Ik heb in de PB-tijd mijn akten voor de bovenbouw gehaald en dat was wel pittig, naast een volledige baan. Ik heb op alle scholen waar ik lesgaf met plezier gewerkt.
Roosendaal: Ja, aan de collegialiteit en de fijne sfeer blijf ik de beste herinnering houden. Ik ben liefhebber van kunstgeschiedenis en ik vond het heel erg leuk om ook daarin les te geven.
Van Voorst Vader: Ja, ik kwam er binnen als jongeman, zonder ervaring. Een school van de noodlokalen! Herinneringen: de tassen en de ongelijke stoeptegels in de gangen. Het koffie drinken bij Slotboom, die wel een “sociëteit” leek te bestieren. De rol van Slotboom in het geheel!
Laan: Als al aangegeven bij de eerste vraag. Ik had er mijn leukste tijd als docent en het kleinschalige van mijn eerste jaren daar, beviel me uitstekend. En een voorval herinner ik me nog wel. Het was zomer, augustus en erg warm. Ik deed een proefje met witte fosfor en die ontbrandde sneller dan anders (door de hoge temperatuur in het lokaal). De brandplekken in de vloer waren jaren later nog zichtbaar!
Van Maanen: Een school met weinig voorzieningen en dunne wandjes. Er was één bandrecorder die voor gebruik lang tevoren moest worden aangevraagd. Er was geen tv, dus ben ik -toen ik vond dat leerlingen een toneelstuk van Hugo Claus moesten zien- naar de kroeg gegaan en heb gevraagd of de klas daar mocht kijken, als elke leerling een consumptie zou afnemen. Verder de eerste auto’s van leraren en het feit dat ik me (tot woede van Broekhuysen) wel versliep.
Van Schaik: Leuke school waar het informeel toeging en waar veel gelachen werd. Ik heb er veel aardige collegae leren kennen. Ook aan conciërge Slotboom bewaar ik goede herinneringen.
Van Hoek: Ja, vooral het gehorige lokaal en daardoor de storing veroorzaakt door collega’s die de wind er minder onder hadden. “We mochten de leerlingen niet slaan, maar een dergelijke regeling gold niet voor Slotboom, die bij tijd en wijle een klierende leerling een gevoelige tik verkocht!
Bierling: Ja, de intimiteit van het kleine schoolgebeuren heb ik als positief ervaren. Wat ik me ook goed herinner was dat als de één hard praatte, de ander in het volgende lokaal geen les kon geven! We hadden een een hecht groepje collega’s. We begonnen met een twaalftal, waarvan er vier in een flat in de Linaeusstraat woonden en twee er vlakbij. We kwamen ook wel bij elkaar. De gezelligheid van een kleine school was een pré. We hadden er samen veel voor over om er iets van te maken. En Broekhuysen die daar een voortrekkersrol in had. Een bescheiden, graaggeziene figuur. Ik kwam trouwens later, het eerste jaar dat ik er les zou geven! Ik had een poosje onbevoegd lesgegeven voor ik in militaire dienst moest. Ik moest twee jaar dienen, omdat ik een officiersopleiding volgde. Daarna solliciteerde ik in Vlaardingen en IJmuiden en koos voor het laatste. De school was al veertien dagen aan de gang, toen ik pas kwam!
Vraag 4: Als u zo’n 5 namen van leerlingen uit uw PB-periode mag noemen, welke zijn dat dan en waarom?
Dörr: Gerke Beetstra, Maarten van Nieuwland (omdat hij bij zijn oom woonde en het leren moeizaam ging), de ‘familie’ Van Tongeren en Kor Kossen, die –naar ik vond- een tweede kans moest krijgen, die kreeg en vervolgens zo doorstoomde.
Klinkhamer: Jan Koolstra en Albert en Wim Meilof. Die hadden echt interesse in muziek en waren er altijd mee bezig. Met Jan Koolstra heb ik nog altijd contact.
Kamerik: Jan Diepraam, die in mijn fotoclub zat, Leen Koper, wiens naam ik hier in het Zeeuwse regelmatig tegenkom en Zwany Hinrichs, die op de kinderen kwam passen.
Fischer: Dat vind ik moeilijk, want je ziet als leerkracht zoveel gezichten. Maar toch, Wibo de Boer, onze buurjongen in Santpoort en Maarten van Nieuwland, die had overal bijles in en is toch nog tandarts geworden. Hij was ook de enige leerling met een auto en daarmee kwam hij me wel ophalen. Verder Ruud Schaap, niet om zijn schoolprestaties, maar omdat zijn vader bij de visafslag werkte (hij mag best wat schol meebrengen naar de reünie!).
Van Nood: Hans Bijl, Henk Scholten, Jacob Spijkerman, Henk Post, André Zevenhuizen.
De Vries: Wibo de Boer, Jitske Kalverda, Tjietske Groothengel, Willy van Wetter, Herman Ferwerda.
Algra: Loes Höweler die bij het eindexamen een kubus op tafel aantrof. Niet echt examenstof, maar ik had het wel behandeld. Bij de vraag wat het was, barstte Loes in tranen uit en zei: “u zou daar niets over vragen.” De gecommitteerde stelde haar gerust en ze kon –met goed gevolg- het examen afmaken. Dan Ton van der Kolk, die later een collega werd. Hij zakte voor zijn eindexamen. In die tijd gingen we bij gezakten op bezoek en toen ik bij huize Van der Kolk kwam, trof ik er een feestvierende familie. Met zakken was geen rekening gehouden en alle lekkers wegdoen was zonde! Ook Corstiaan Kleijwegt, die later eveneens een collega werd en Harry van der Laan, die in de 5e lid was van de sterrekundeclub. Tenslotte Zwany Hinrichs, mijn tegenspeelster in “De ernst van Ernst.”
Langhout: Roeland Visscher, die meedeed aan de wiskunde-olympiade en Jacob Spijkerman, die onderwijzer werd in Heemskerk en Kees Slings, die geen A wilde doen omdat je dan ‘leraar moest worden.’ Maar algebra was (zoals hij schreef) een magische, hermetisch gesloten wereld! Ik herinner me veel voorvallen, maar weet er niet altijd de namen meer bij.
Roosendaal: Ik heb geen geheugen voor namen… Maar toch, Yke van Stralen, die meeging naar België en Piet Smit.
Van Voorst Vader: Totaal geen geheugen voor namen!
Laan: Ik ben erg slecht in het onthouden van namen en gezichten. Maar Maarten van Nieuwland, omdat wij een leeftijdsverschil hadden van maar zo’n 2 jaar en aan de manier waarop hij zijn best deed om zijn diploma te halen. Jacob Spijkerman, herkende ik toen hij o.a. presentator werd op de tv. De ‘familie’ Van Tongeren die met meer vertegenwoordigd was op school, maar die ik ook in de (doopsgezinde) kerk ontmoette. De naam was me al niet onbekend want vader Van Tongeren maakte deel uit van de examencommissie toen ik mijn doctoraal deed. Hij heeft mijn bul (mede) ondertekend! En ik kan me Betty Vennik met Johan Langbroek nog herinneren.
Van Maanen: In die tijd hadden we kleine kinderen. We maakten dankbaar gebruik van de oppasdiensten van Zwany Hinrichs, Jitty Kalverda en Wibo de Boer.
Van Schaik: Piet Smit, Jelte van Dokkum, Klaas de Waard, Jan den Rooijen, Femmy Ras, Klara Beens, Ineke van Antwerpen. In die tijd zaten er gecommitteerden bij de mondelinge eindexamens. Herman Ferwerda kreeg een goed cijfer wegens het feit dat ‘het zo’n keurige jongen was’, aldus een vrouwelijke gecommitteerde.
Van Hoek: Jacob Spijkerman zat steeds onder de bank of achterstevoren. Als straf moest hij terugkomen en stilzitten. Na anderhalf uur stilzitten zei hij, dat het nooit meer zou voorkomen. Maarten van Nieuwland, die drie keer eindexamen mocht doen. Femmy Ras, een heel lief en stil meisje. Yke van Stralen die een tijdje bijles natuurkunde kreeg. Nog vele andere namen, vooral van oud-leerlingen met wie ik later als wethouder nog contact had, onder andere Siem Kat, Corstiaan Kleijwegt, CeesVisser en Arnold van Westerhoven.
Bierling: Maarten van Nieuwland, omdat hij alle klassen 2 x heeft gedaan en omdat ik hem veel bijles heb gegeven. En Leo Schaap wel, maar ik vind dit toch moelijk. Ik herinner me veel gezichten nog wel, maar weet er geen namen meer bij…
Vraag 5: Heeft u na uw PB-periode nog weleens ex-PB-collegae ontmoet?
Dörr: Aanvankelijk veel met Hanneke en Flip Bukman, maar dat is toch verwaterd.
Klinkhamer: Ja, met Kuhlemaijer, ook via de kerk, maar hij is recent overleden. Verder wel met Bierling en Algra en dan met Ali en Cor Fischer. Cor is overleden, maar met Ali bel ik nog wel.
Kamerik: Met Henk van Maanen heb ik altijd contact gehouden. Ook nog wel met Bierling, maar dat is toch meer “van horen zeggen” geworden. Geen collega, maar IJmuiden is rokerij Smeding, om de uitstekende poon!
Fischer: Toen ik nog lesgaf aan het Marnix nog wel. Na de verhuizing naar Holten niet meer. Alleen nog wel met Jan Klinkhamer.
Van Nood: We hebben nog regelmatig contact met een aantal collega’s uit die tijd.
De Vries: zie hierboven!
Algra: Vooral met Jan Bierling en zijn gezin. Met hen hebben we nog steeds contact.
Langhout: Ik ben wel naar het afscheid van Jan Bierling en Eit Algra geweest, maar verder eigenlijk niet meer.
Roosendaal: In de Ichthustijd nog wel. Daarna incidenteel, degenen die hier in de omgeving woonden, zoals Gerrit Duyzer. Later niet meer.
Van Voorst Vader: Jawel, Ab Roosendaal zie ik nog wel, maar die woont hier in de buurt. Verder met Joop van Schaik en Eit Algra. En bij Tine & Mink de Vries waren we gisteren nog.
Laan: Nee, niet meer. Na ons vertrek hebben we nog wel korte tijd contact gehad met Roosendaal en bij de begrafenis van Broekhuysen hebben we Bierling, Van Schaik en Tine van Nood nog een keer ontmoet.
Van Maanen: Met Piet Kamerik door de jaren heen. Verder met Jan Bierling en Wibo de Boer, die ook op in Maarssenbroek collega’s waren.
Van Schaik: We sturen elk jaar nog en kerstgroet naar Marianne Verspuy, die in Oostenrijk woont.
Van Hoek: Tot zijn overlijden heb ik intensief contact gehouden met Joop Broekhuysen. Hetzelfde met Gerrit Duyzer. Bij de laatste kwam ik vaak nog andere oud-collega’s tegen, zoals Ab Roosendaal, die ik ook in de politiek ontmoette. En met Chris Wichgers is nog lang contact geweest.
Bierling: Met Eit Algra en Henk van Maanen door de jaren heen. Ook lang met Groenhuijzen, die naar Utrecht ging. En met Wibo de Boer die leraar werd op het Nifterlake.
Vraag 6: Volgt u de ontwikkelingen in het onderwijs nog en zoja, wat is uw mening daarover?
Dörr: Jazeker. Er is echter wel veel veranderd. Ik moet steeds vragen! Hoewel ik PvdA stem, moet ik stellen dat Netelenbos en Wallage er een puinhoop van gemaakt hebben. Ik volg het niet meer precies, maar lees erover in de krant.
Klinkhamer: Wat van de buitenkant. Ik zie dat de discipline zoek is! Dat maakt het er niet beter op om in het onderwijs te werken. De vrijheden, ook in de relatie leraar – leerling, vind ik niet goed. Er is tegenwoordig regelrechte onbeschoftheid en het begrip streng is ver te zoeken.
Kamerik: Niet echt. Ik ben dankbaar dat ik niet meer hoef. Het komt me desastreus over nu en de voordelen wegen niet op tegen de nadelen. Het peil is beneden peil.
Fischer: Uiteraard. Wat mij soms stoort is de huidige “zesjes-mentaliteit”. Ik vind dat iedereen zijn of haar capaciteiten ten volle moet benutten. Op de opmerking van Wim Kwak over het economische principe ‘zoveel mogelijk bereiken met zo weinig mogelijk middelen’ is het antwoord: “Niks economisch principe. Het zijn gewoon luie varkens!”
Van Nood: We volgen beiden het tegenwoordige onderwijs wel en we stellen vast, dat met het huidige systeem de kwaliteit achteruitgaat. We vertrouwen er echter op, dat het allemaal wel goed zal komen.
De Vries: zie hierboven.
Algra: Ja, ik volg de ontwikkelingen wel, maar ben niet erg positief. De samenvoeging van scholen tot leerfabrieken vind ik fout. Het steeds weer veranderen van het onderwijsprogramma brengt veel te veel onrust in de scholen.
Langhout: Ik lees er wel over. En als ik naar een afscheid ga op het Bonhoeffer, dan komt er ook wel wat ter sprake. Zo was dat bijvoorbeeld over het studiehuis.
Roosendaal: Ik doe mijn best om het globaal te volgen. Een zoon is leraar economie en dus komt het onderwijs nog ter sprake. Door haar blijf ik wel op de hoogte. Over de grootte van scholen heb ik een mening. Grote scholen zijn een ramp! En dan het werken aan werkstukken. Dat scholieren daardoor zelfstandig moeten werken is goed, maar de uitvoering deugt niet! Er is geen controle van leraar op leerling. Als een leerling bijvoorbeeld iets van internet overneemt, wordt dat niet onderkend.
Van Voorst Vader: Nee, absoluut niet! Ik heb er geen oordeel over. Wel hoor ik van deze en gene weleens gekke dingen…
Laan: Ik lees wel een krant. De verhandelingen over de salarissen heb ik gevolgd, maar de interesse is er meer omdat een van mijn dochters lerares geschiedenis is. Zo weet ik dat de stijl van het geschiedenisonderwijs wel erg veranderd is. Mijn eigen vak volg ik niet. Ik lees alleen nog wat wetenschappelijke tijdschriften.
Van Maanen: Vanaf mijn Veenendaalse tijd heb ik nogal wat bestuurlijke functies gehad, vooral in het onderwijs. Daardoor was ik bij allerlei onderwijskundige ontwikkelingen betrokken, ook bij het onderwijs in derde wereldlanden. Ik blijf het nog steeds volgen, alleen de laatste 10 jaar niet meer actief. De PB-periode was vóór de Mammoetwet. Terugkijkend vind ik dat daar niet veel van terechtgekomen is. De huidige nivellering vind ik niet goed. Ieder heeft immers verschillende talenten, die verschillend ontwikkeld moeten worden. Vooral qua taalvaardigheid is het beeld negatief. Vroeger was de opleiding in taal veel degelijker. Ik moet wel zeggen dat er nu betere mogelijkheden zijn om door te stromen. Vroeger was het lastig om bijvoorbeeld van MULO naar HBS over te stappen. Dat is nu beter geregeld. Toch is het onderwijs nu niet slecht, het is echter minder homogeen en er is teveel externe democratisering.
Van Schaik: Er is de afgelopen 30 jaar veel kapot gemaakt. De kwaliteit van de docenten is hard achteruit gegaan, de academicus is het onderwijs uitgestapt. Ik noem dat ‘de infantilisering van het docentenkorps’. Het onderwijs lijdt onder allerlei politieke items die met onderricht niets te maken hebben. De kinderen zijn gelukkig wel hetzelfde gebleven.
Van Hoek: Mijn vrouw is werkzaam geweest in het onderwijs en met haar haar zoon heb ik de ontwikkelingen van nabij meegemaakt. Daarnaast ook op bestuurlijk vlak als wethouder van onderwijs tot 2000. Met name het studiehuis zie ik als een slechte ontwikkeling: de wat zwakkere leerling betaalt de rekening.
Bierling: Mondjesmaat. Wel wat gerichter m.b.t. het blindenonderwijs. Ik ben 12 jaar bestuurslid geweest van het Bartiméus, lager en voortgezet onderwijs voor blinden. En ik ben lid geweest van een schoolbestuur voor voortgezet onderwijs in Utrecht. Nu ben ik alleen nog wat betrokken, omdat ik 7 kleinkinderen in het v.o. heb. Ik heb wel het idee dat er tegenwoordig te weinig training van het geheugen is. Er wordt niet meer getraind op onthouden, alles wordt opgezocht.
Vraag 7: Computers en internet bestonden nog niet in de PB-tijd. Heeft u er nog kennis mee gemaakt en er mee lesgegeven?
Dörr: Nee, ik gebruikte een bandrecorder!
Klinkhamer: Nee, met beide niet.
Kamerik: Nee, dat is allemaal pas na mijn vertrek gekomen.
Fischer: Nee, dat is echt van na de tijd dat ik nog lesgaf.
Van Nood: Ja, ik heb de laatste jaren al met pc’s op school gewerkt.
De Vries: Nee, ik heb er ook nu nog weinig belangstelling voor.
Algra: Ik heb al vrij snel voorgesteld om met computers te gaan werken. Veel collega’s hadden er echter grote moeite mee. Pas toen andere scholen in de regio ermee begonnen, ging de school ‘om’ en heb ik er dus ook in het onderwijs nog gebruik van gemaakt.
Langhout: Met computers heb ik tijdens mijn actieve loopbaan geen kennisgemaakt en dus heb ik er ook geen les mee gegeven.
Roosendaal: Nee, maar dat had ik dolgraag gedaan!
Van Voorst Vader: Nee. Toen men computers in het onderwijs wilde introduceren, was ik geen voorstander. Eerst goed Nederlands leren was mijn stelling.
Laan: Ja en nee. Niet met lesgeven, maar wel met het roosteren. Dat was in het floppy-tijdperk. En ik heb ooit zelf in Basic een programmaatje geschreven over het kloppend maken van reactievergelijkingen.
Van Maanen: Ik heb er wel kennis mee gemaakt, maar geen les mee gegeven. Indertijd werkte men nog met floppy’s, maar vanwege het feit dat scholen toen met verschillende systemen werkten, waren die maar zeer beperkt bruikbaar.
Van Schaik: Ja, ik heb nog wel lesgegeven met computers.
Van Hoek: Al tijdens mijn studie programmeerde ik in ALGOL. In mijn periode bij het HBO schreef ik programma’s ten dienste van het onderwijs in BASIC en sloot ik allerlei meetapparatuur aan op computers. Dat was toen nog niet erg gebruikelijk.
Bierling: Nee, helemaal niet.
Vraag 8: Heeft u/gebruikt u nu een computer/laptop? En internet?
Dörr: Ja, ik heb een computer (in 2007 nog een nieuwe gekocht om de site te kunnen volgen). Ik heb ook internet, maar ik kan er niet erg goed mee overweg. Meestal helpt mijn zoon me en soms een kleinkind.
Klinkhamer: Nee, ik heb dat allemaal niet. Ik kan weleens bij iemand meekijken. De lijst met namen en fotootjes van de leraren op de website heeft Jan Koolstra voor me geprint. Daar ben ik reuze blij mee.
Kamerik: Ja, ik heb wel een computer, maar uitsluitend om er films op te maken. Internet heb ik niet.
Fischer: Natuurlijk! Alleen e-mail gebruik ik niet. Ik vind het gezelliger om iemand te bellen.
Van Nood: Ja, tegenwoordig surf ik met grote regelmaat over het internet.
De Vries: Ja, hebben dus wel, maar ik heb er weinig tot niets mee.
Algra: Op beide vragen is het antwoord: ja!
Langhout: Ja, ik heb een computer en een internetaansluiting.
Roosendaal: Ja, alleen is mijn computer op het moment terug naar de leverancier.
Van Voorst Vader: Nee ik heb geen computer, mijn vrouw wel!
Laan: Ja ik heb een pc en gebruik wel internet. Ik maak het kerkkrantje op de pc en ik vind het leuk om met Google-maps bezig te zijn. Verder gebruik ik de NS-website regelmatig.
Van Maanen: Zeker, onder andere voor één van mijn hobby’s, schrijven!
Van Schaik: Uiteraard.
Van Hoek: Dat zal uit het antwoord op de vorige vraag wel duidelijk zijn: ja, en ze worden volop gebruikt.
Bierling: Ja, ik heb een pc en internet, maar ik heb er een hekel aan. Af en toe kijk ik naar mijn e-mail…
Vraag 9: Wat zijn uw hobby's/bezigheden nu?
Dörr: Gezien mijn fysieke conditie ben ik beperkt. Ik kijk wel (selectief) naar tv-programma’s, bij voorkeur over nieuws en de achtergronden daarvan. Verder heb ik goed contact met mensen die me bezoeken, doe ik middagdutjes met de poes op mijn schoot, speel ik op de computer een dom spelletje (patience) en wat ik vooral doe, is heel veel lezen!
Klinkhamer: Rentenieren! Ik houd van knutselen en ik heb in de loop der tijd veel in en aan huis opgeknapt. Tegenwoordig heb ik thuis ook een zorgtaak, want mijn vrouw is rostoelgebonden geraakt. En dan heb ik nog bezigheden als kerkmeester. Verder luister ik wel veel naar muziek en ik speel nog in een kapel.
Kamerik: Het maken van films met behulp van de computer is een hobby, maar ik ben vooral schilder. Naast het huis heb ik een atelier en in een bijgebouw achter ons huis een expositieruimte.
Fischer: Reizen! Mijn liefste wens is dat de kinderen mij als verjaardagscadeau een ballonvaart zouden geven. Ik ga nu nog wel met de auto naar familie in Leiden en Heiloo, alleen in het donker rijd ik liever niet.
Van Nood: Verknocht aan bridgen! Daarnaast bezoek ik regelmatig de schouwburg, lees ik nog steeds graag en ga ik dikwijls zeilen met Mink.
De Vries: Ik ben altijd een fervent zeiler geweest en dus ben ik veel op het water. Tegen de wind in, gebruik ik nu wel vaker het motortje. Ook ik ben verwoed bridger en verder volg ik de sport van alledag.
Algra: Mijn grote hobby –al jaren– is het verzamelen van getijdeboeken. Hierover geef ik ook zo af toe lezingen. Daarnaast geef ik les aan asielzoekers en schrijf ik colums in het lokale kerkblad.
Langhout: Sinds kort gaat het mijn vrouw helaas beduidend minder en dus ben ik meer betrokken bij huishoudelijke zaken. Tot in 2007 ben ik veel bezig geweest voor de volksuniversiteit hier. Dat is nu wat minder, maar ik ben nog wel coördinator van de commissie die het filmprogramma samenstelt.
Roosendaal: Ik heb lange tijd historisch onderzoek gedaan naar de geschiedenis van een boerderij, die lang in het bezit is geweest van de voorouders van mijn vrouw. Dat is echter afgerond en er is een uitgave over verschenen. Nu lees ik veel en vaak boeken waarin historie een rol speelt.
Van Voorst Vader: Veel wandelen en daarbij genieten van de omgeving. Dat is natuurlijk ook om zo gezond mogelijk in leven te blijven. Versuffen wil ik niet. Televisie kijk ik weinig, naar muziek luister ik wel en ik lees vooral veel.
Laan: Ik
doe wel het nodige voor de doopsgezinde kerk. Naast de productie van het
krantje, ben ik ook voorganger en dat vind ik fijn om te doen.
Verder gaan we graag met de caravan met vakantie, naar bestemmingen in
Europa. En dan ben ik al vanaf 1977 lid van een wilgenknotgroep in de
Alblasserwaard (dat vraagt werk in de wintertijd). Mijn vrouw is degene
die klust in huis, maar ik help wel. Ik heb wat geleerd over
elektriciteit, kan dat aanleggen en ik kan waterleidingen solderen.
Daarnaast zijn we nog weleens oppas voor de kleinkinderen.
Van Maanen: Samen met mijn vrouw ben ik verscheidene keren als reisleider op pad geweest. We hebben op die manier veel van de wereld gezien. Ik heb ook boeken geschreven: ‘Bericht voor mijn achterkleinzoon’, daarin staan ook dingen uit mijn IJmuidense tijd, en ‘Het Eversboek van Harderbroek’, dat is een boek over de familie Evers, dus een combinatie met mijn andere hobby, genealogie.
Van Schaik: Voetbal, fietsen, trompet spelen (de Vale Ouwe Swingers, vrolijke dixieland), het verzamelen van en het handelen in schilderijen. En natuurlijk onze vijf kleinkinderen.
Van Hoek: Naast het werk dat nog steeds doorgaat, roei ik twee keer per week op het Spaarne.
Bierling: Als bezigheid heb ik nu het huishouden. De bezoeken aan mijn vrouw (wordt in Nieuwegein verpleegd) nemen een dagdeel in beslag, dus heb ik de middag en avond voor andere zaken. Die vul ik wel. Ik doe het tuinonderhoud, ben nog lid van een Rotary-club en van wat andere clubjes en verder lees ik veel over geschiedenis. Daar geef ik ook nog lezingen over. Aan vrijwilligerswerk doen we hier ook mee. Met name enkele maanden zorgen voor Tsjernobylkinderen.
Terug naar "En dan nu ..." |