Anekdotes

Leuke verhalen voor later, als je ze beleeft. Later, als je ze herbeleeft, zijn het leuke verhalen van vroeger...

De klas- & jaargangaanduidingen behoren bij de fotootjes. Bij leraren staan de jaartallen van lesgeven in de periode die we als "PB-tijd" hebben aangemerkt.

Louw Verwoerd herinnert zich, dat Paul van Tongeren ooit aardrijkskundeleraar Kik te grazen nam. Paul nam de stem ("M'Kik") waarmee de leraar altijd de telefoon opnam, op, op een bandje. Toen Kik andermaal de telefoon opnam met "M'Kik", liet Paul hem zijn eigen "M'Kik" horen!

Het zal niet verbazen, dat Paul geluidstechnicus is geworden. Helaas is hij eind 2006 plotseling overleden. *

* De dood van Paul is indirect aanleiding geweest om allereerst de levensvatbaarheid van een reünie te peilen en vervolgens werd al snel besloten de website te maken. Als een soort eerbetoon blijft dit kader over Paul bovenaan staan. Nieuw aangeleverde anekdotes zullen hier direct onder worden geplaatst, zodat regelmatige bezoekers niet steeds door eerder gepubliceerde anekdotes behoeven te scrollen.  

Paul van Tongeren, klas 5B2 in 1965-1966, bijdrage van Lourie/Louw Verwoerd
Bermtoerisme.
Op weg naar de bushalte, passeer ik het troosteloze plantsoentje met de nog triestere duinrozen. Voor mijn oog zie ik daar het muziek-aardrijkskundelokaal verschijnen, waar ik in de zeventiger jaren op de HBS zat. De HBS was een wit noodgebouw met asbestdaken. In de winter was het koud; in de zomer was het er snikheet. De gangen waren smal, druk en enorm gezellig. In het lokaal zie ik de muziekleraar met de klinkende naam Klinkhamer een aanwijsstok uit frustratie in tweeën slaan. Zo sloeg hij elk jaar minimaal één stok doormidden als hij de controle over de klas dreigde te verliezen. In dat lokaal kregen we ook aardrijkskunde. Met een vieze theedoek van het druppelende fonteintje liet de docent door de doek te rimpelen ons zien hoe bergen ontstaan. In de zeventiger jaren bediende men zich van eenvoudige middelen. Video en internet waren nog niet uitgevonden. Een andere aardrijkskundeles werd ons het belang van recreatie in Nederland uitgelegd en moesten we opdrachten maken. Ik was veertien en zat met mijn vriendin in een tweepersoonslessenaar aan de linkerkant van het lokaal. Het was zomer en dus warm. De ramen stonden open en af en toe werd de rust verstoord door een grasmaaier of een knetterende brommer. Het lokaal was klein en benauwd. De banken stonden dicht op elkaar. Soms kreeg je een schop onder tafel als je buurman zich omdraaide, soms hing de kleding van je buurman of buurvrouw op je tafel of erger zijn haren. Het rook er naar zweet en oud hout. In de kieren van de vloer zaten propjes, potloodpunten en andere rommel. De docent had zich verstopt in een wolk sigarenrook. Achter ons en voor ons zaten twee jongens in de banken. Hun haren waren dun en piekerig en bezig om naar de nieuwste mode lang te groeien. Hun ledematen waren getooid met de nieuwste spijkerbroeken en ze droegen een spijkerjasje. De jongens hadden meer interesse voor mijn vriendin dan voor hun werkboek. Ze fluisterden in haar oor, trokken haar aandacht en schoven haar briefjes toe. Ik was serieus bezig met de opdrachten in mijn werkboek. Jongens interesseerden me nog niet en verder was ik zo groen als gras. Ik moest daar jaren later aan denken en om grinniken toen ik kinderen in groep drie lezen leerde. Bij het rijmen op boom verwachtte ik sloom en room, maar absoluut geen condoom en natte droom. Ik was wel zo verstandig om die woorden zonder een spier te vertrekken bij het rijtje op het bord te schrijven. Toen ik zeven was, kende ik het woord condoom niet, maar ook niet toen ik veertien was. Terug naar de aardrijkskundeles en de recreatie in Nederland. Vriendin en ik hadden bijna alle opdrachten in het werkboek gemaakt; kaartjes ingekleurd, grafieken ingevuld, maar bij één van de laatste opdrachten liepen we vast: ‘Welke vormen van bermtoerisme komen er langs de snelweg voor?’ Wij kwamen niet verder dan picknicken. Na veel gegok, geblader en gedenk besloten we onze achterburen om raad te vragen. Wisten zij nog vormen van bermtoerisme? Ja hoor, dat wisten ze wel. Bereidwillig fluisterden ze ons het antwoord “vissen en hoereren”. “Hoereren? Hoe schrijf je dat? Met hoeveel ‘erren’?“ Gewoon met twee legden ze uit en schreven het woord voor ons op, op een kladje. Dankbaar voor de antwoorden schreven we het in onze schriftjes en leverden ze in. Achter ons brak groot tumult uit. Er werd gelachen, er werden gebaren gemaakt en één jongen dook van het lachen onder zijn tafel. Mijn vriendin werd zo rood als een biet en voelde nattigheid. Ik niet, dacht dat die jongens weer een vieze mop hadden verteld of zo. Het gedoe van de jongens liet mijn vriendin niet los. Thuisgekomen op mijn slaapkamer vroeg ze het woordenboek en zocht het op. Ze sloeg daarna enigszins paars uit. Ik begreep haar uitleg niet helemaal. Ik herinner me alleen nog het vertwijfelde, paniekerige gezicht van mijn vriendin en niet de reactie van de leraar, die ons werk nagekeken had. Waarschijnlijk heeft hij het -net zoals ik dat jaren later deed toen ik op het rijmwoord condoom werd getrakteerd- genegeerd en er een krul bijgezet.
Ik werp nog eens een blik op het lege, troosteloze plantsoen en haast me naar de bushalte.
Liesbeth den Heijer, klas 5A in 1971-1972

Tja, mevrouw Dörr en zowaar een anekdote... Ik werd een keer overhoord voor frans idioom en had het die keer niet geleerd. Toch een beurt gekregen. Na de tweede of derde franse uitdrukking lieten mijn routine en bluf mij in de steek en kreeg ik het moeilijk: battre le blé? "Op het koren slaan, mevrouw", zei ik. En zij: "ja, ja maar daar is een goed nederlands woord voor, dat weet je toch wel? (dorsen..). Hoe heet dat als een boer dat doet…" Ik kon er maar niet opkomen en een onvoldoende leek onvermijdelijk. Ik meldde toen met een overdreven nette tongval: het spijt mij bijzonder mevrouw, maar ik heb geen agrarische achtergrond! De hele klas lag plat van het lachen en ik werd de klas uitgestuurd. Als straf moest ik later -met nog 2 leerlingen- bij haar thuis theedrinken!

Joop den Besten, klas 2A in 1967-1968

Ik heb nooit het idee gehad dat ik op de Prins Bernhard zat. Wij waren in 1971 de eerste lichting Ichthus.
Ik zat nog wel het eerste jaar grotendeels in de barakken aan de Venusstraat, en alleen voor muziek (Klinkhamer), tekenen (geen enkel beeld bij, zou een hij of een zij geweest kunnen zijn… of was het toch die wat kalende oude man…), handenarbeid (alleen al vanwege het vak heb ik dat volledig geblokkeerd!) en gym (de Vries!) hadden we les in het nieuwe Doorneberggebouw.
Het mooiste moment in de eerste klas was wel de binnenkomst van de docente Frans. Yeez, wat was dat een stuk!! Had ook zo’n heerlijke Franse naam… Mademoiselle Michon… Wow!! Ik had de eerste minuut nog even de ijdele hoop dat ze een verdwaalde 3de of misschien zelfs wel 2de klasser was… Hoop dus! Iets om naar uit te zien! Maar helaas… "Après toi" won het eurovisie-songfestival… een teken aan de wand... Na Mademoiselle 'Mignon(ne)' is Frans nooit meer hetzelfde geweest…

Konrad van Etteger, klas 1D in 1971-1972

Het zal in het cursusjaar 1963-1964 geweest zijn, dat het landelijke tekort aan scheikundeleraren ook op onze HBS manifest werd. Voorzitter van het schoolbestuur was toen de heer ir. P. van Rijn, werkzaam bij Hoogovens. Volgens mij heeft hij toen bemiddeld, waardoor een aantal Hoogoven-chemici op hun (niet onze) vrije zaterdagen lessen scheikunde kwamen geven in de Venusstraat. In mijn herinnering was meneer Van Zwieten, vader van Margriet,  één van hen. Met het aantreden van meneer Laan als scheikundedocent was het niet meer nodig om Hoogoven-ingenieurs in te laten springen!

Verder herinner ik me nog een evenement, dat bij 'Evenementen' vermeld staat. Het betreft een werkweek voor de examenklassen, naar Vierhouten op de Veluwe, in het cursusjaar 1968-1969. Onderdeel van de werkweek was een stadsrondleiding met gids (een oudere man) in een plaatsje aan het IJsselmeer. We begonnen met zijn allen aan de rondleiding, maar naar mate de tocht vorderde, trokken zich steeds meer leerlingen terug. Tot zichtbare woede van meneer Alblas, die ons steeds kleiner wordend groepje begeleidde. Ook herinner ik me een nachtelijke wandeling met meneer Wichgers en Yolanda van Tongeren, in de omgeving van ons onderkomen en het beklimmen van een kerktoren met meneer De Vries, die net als de klas buiten adem bovenkwam. Tenslotte weet ik nog van een buitenles door mevrouw Konings-Arnoys, lerares Nederlands, die het thema "homofilie" tevergeefs klassikaal bespreekbaar wilde maken. Niemand van ons had daar zin in!

Harm Bosman, klas 5B1 in 1968-1969
Zoals de meesten nog wel weten, was het -vóór de fusie in 1971- gebruikelijk om de schooldag te beginnen met een gebed. Als een klas het eerste uur, of de eerste twee uur vrij was, werd met die klas dus het tweede, respectievelijk derde lesuur gebeden. Op zaterdag werd ook de week afgesloten met een gebed. Ik kan me nog goed herinneren, dat ik één lesjaar heb meegemaakt, waarin ik op zaterdag drie achtereenvolgende klassen had met een aanvangsgebed en twee met een afsluiting. Alle vijf de lesuren dus bidden en eerlijk gezegd vond ik dat toch wel een beetje veel van het goede!
Meneer Langhout, leraar wiskunde PB 1961-1971

Toespraken van meneer Bierling, opgediept uit mijn oude dagboeken.
De foto op de website (’Reünie 2008’ onder selectie van foto’s gemaakt door de profi’s o.l.v. de OC-fotografie’ ) toont een aula vol maatschappelijk geslaagde 50-plussers die aandachtig luisteren naar een toespraak van oud-rector Bierling.
In mijn dagboeken die ik -geïnspireerd door de reünie- weer eens doorblader, lees ik over toespraken die Bierling in een ver verleden voor dezelfde mensen hield! Hij was toen jonger dan wij nu zijn. En wij… wij waren 16, 17 jaar oud en maatschappelijk nog niet zo geslaagd. Wij dreigden zelfs te ontsporen!
Uit mijn dagboek van 11 november 1970: "Gisteren hebben we gespijbeld. Als het mooi weer was, zouden we om 12 uur sportdag hebben. Maar bij slecht weer zou alles gewoon doorgaan en … hadden we ook nog een proefwerk Engels! Het was prachtig weer! Maar op het publicatiebord stond dat de velden waren afgekeurd en dat de sportdag niet doorging. Wij besloten van niets af te weten -we zaten toch in het bijgebouw- en stormden om 12 uur als gekken weg. Knetterende brommers, fietsen, lopenden… alles was in een oogwenk verdwenen. Achteraf bleek dat er een stuk of 6 van onze klas in het lokaal waren blijven zitten. Maar goed, wij wisten van niets en zaten thuis, of op het afgekeurde sportveld een proefwerk Engels te ‘missen’. Vanochtend kregen we een preek van Bierling. ‘Ernstig teleurgesteld… Niet verwacht…. 4e klas… Erover gedacht werkweek af te lassen… dinsdag bij hem komen.’ Daar konden we het dan mee doen.”

Anderhalf jaar later was alles ten goede gekeerd. Met velen waren we geslaagd voor het eindexamen. Juichend schreef ik dat in mijn dagboek. En zowaar had opnieuw een toespraak van Bierling indruk op me gemaakt.
Uit mijn dagboek van eind juni 1972: "GESLAAGD, GESLAAGD, GESLAAGD. Ik ben van school af!! Ik heb een diploma!!! HBS-A! Een paar hebben her-examens, maar niemand is gezakt. De kamer staat vol bloemen. Bierling zei bij de diploma-uitreiking nog dat we mensen moesten worden met een overtuiging. Daar heeft de wereld wat aan.”
Anno 2008  mogen we constateren dat ook dit is goedgekomen. Met z’n honderden kwamen we opdraven voor de reünie van onze HBS. Mensen met een overtuiging. Mede gevormd door een middelbare schooltijd, die achteraf gezien een goede tijd is geweest.

Elly Michielsen, klas 5A in 1971-1972
Indertijd stonden de rijen tafeltjes twee aan twee. Ik gaf een proefwerk algebra in een 1e klas. Achterin werd er gefluisterd en ik ving iets op over een antwoord op som 4. Met het lijstje antwoorden naast me zei ik hardop: "Schrijf dat antwoord maar niet op, want het is fout!" Er werd niet meer gefluisterd...
Ik gebruikte destijds een kunstof driehoek om tekeningen op het bord te maken. Met de rug naar de klas merkte ik eens op, dat een leerling zich niet moest bemoeien met de jongen achter zich. Het heeft niet lang geduurd voordat leerlingen in de gaten hadden dat mijn driehoek als een spiegel werkte!
Meneer Langhout, leraar wiskunde PB 1961-1971
Over mijnheer Wigchers... Hij noemde mij regelmatig "dropfabriek" en riep dan dat ik moest stoppen met dat drop eten. Wij kochten vaak voor 25 cent (wat een bedrag!) bij de drogist op de Planetenweg puntzakjes met gemengde drop. Daarna had ik regelmatig Duits (een vak dat ik helemaal niet zag zitten) en dan zat ik drop te knabbelen, die ik in mijn etui met schrijfgerei gestopt had. Omdat ik slecht hoorde, moest ik altijd vooraan zitten en hij rook gewoon dat ik drop at.
Ondanks dat heb ik genoeg Duits geleerd om het nu meerdere keren per week te spreken tijdens mijn werk en privé!
Anneke Biewenga, klas 5B2 1967-1968

Huiswerk, spijbelen en de gevolgen daarvan... Ton Meerdink en ik hebben de eerste 3 klassen gezamenlijk in de recordtijd van 5 jaar volbracht. Dit was mede te danken aan het feit dat ons was verteld, dat een stevige basis de grondslag zou zijn voor een goede toekomst. Daarnaast schroomden wij niet om de lat erg hoog te leggen. Assertief als wij toen waren (wie had daar toen überhaupt van gehoord?), kwamen wij in de loop van het 2e schooljaar tot de ontdekking dat onze medeleerlingen waanzinnig veel tijd besteedden aan hun huiswerk. Na ampele overwegingen kwamen wij tot de conclusie dat als je niet in staat was om je huiswerk op de pont af te krijgen (let wel ’s middags 10 minuten en de volgende morgen nog een keer 10 minuten), dat deze opleiding dan te hoog gegrepen was. Wij hebben dit na het 1e leerjaar nog 3 jaar volgehouden met het formidabele resultaat dat we in 3 jaar 1 keer zijn overgegaan en wel de 2e keer in het 2e leerjaar.
Het was in het voorjaar van 1967, wij deden voor de 2e keer het 2e leerjaar en stonden op overgaan, toen wij besloten dat het tijd werd voor een extra vakantie. De tijdspanne tussen de Paasvakantie en de Pinksterenvakantie was wel erg lang. Jan van den Berg -onder de naam Meerdink- belde op naar school, zeggend dat zoon Ton behoorlijk ziek was. Iets later belde vanuit dezelfde telefooncel Ton -onder de naam Van den Berg Sr.- om te zeggen dat het met zoon Jan matigjes gesteld was...
En toen? Op naar Wijk aan Zee en genieten van de duinen en het strand, maar dan wel fietsen via het voetpad, om te voorkomen dat de medescholieren die uit Wijk aan Zee kwamen, ons zagen. Wij hielden dit 2 weken vol, niet in de laatste plaats omdat we ook nog 2 medespijbelaars van een MULO uit Beverwijk waren tegengekomen. Deze dames zorgden voor eten, drinken en andere versnaperingen. Na 2 weken werden we wat roekeloos en zo zag Pieter Rijlaarsdam ons voor het eerst rijden richting Wijk aan Zee. Hij viel bijna van zijn fiets van verbazing. In de loop van de week daarop hield hij ons aan en zei dat mijnheer Bierling, toen nog onderdirecteur, in de klas was geweest om te vragen of iemand wist wat er met ons aan de hand was. Men maakte zich grote zorgen over het mogelijke ziektebeeld. Het was natuurlijk qua communicatiefaciliteiten 'prehistorie', wij hadden in elk geval geen telefoon thuis. Op een middag toen wij weer keurig op tijd thuis waren om onze krantenwijk te lopen, verschenen plotseling vader Meerdink en vader Van den Berg op ons voetbalveld. Van afstand konden wij al zien dat de mannen wat gespannen oogden... We werden bijna mee naar huis gesléépt en wij werden gesommeerd ons de volgende dag te melden in de Venusstraat.
We meldden ons de volgende dag en na een stevige toespraak werd ons verteld, dat wij de hele Pinkstervakantie op school strafwerk moesten schrijven. We hebben dat uiteraard gedaan, maar wij vroegen ons wel af of mijnheer Slotboom daar wel zo blij mee was, want hij moest dan ook op school zijn. Ik heb van deze exercitie wel geleerd dat strafwerk schrijven een volslagen doelloze actie is en ik heb het, in de korte periode dat ik zelf lesgaf, altijd vermeden dat te laten doen.
Later, ik bedoel vorig jaar, vertelde mijn moeder mij, dat directeur Broekhuysen tegen de ouders van Ton en die van mij had gezegd, dat ze blij mochten zijn met zulke ondernemende zonen en dat hij voor ons goede vooruitzichten zag! Ik vraag mij wel of Ton en ik de (mede)aanstichters zijn geweest van het rigide absentiesysteem dat scholen heden ten dage hanteren. Deze vader heeft zijn nazaten dit verhaal nooit verteld, sterker nog, hij wees hen vooral op de verplichtingen die zij waren aangegaan jegens de school. L’ histoire se répète...

Jan van den Berg, klas 2D 1966-1967
In het tekenlokaal had meneer Kamerik altijd wel blikken en potten met rommel die moesten worden opgeruimd. En er was zo'n vieze spons, meestal vol smurrie! Het opruimen werd uiteraard aan leerlingen uitbesteed... Op een keer waren Jan Diepraam en ik daarmee bezig. Ballorig als we waren, gooide ik een prop papier naar Jan. Die stond net met die smerige spons in zijn handen en ja, die mikte hij in een reflex naar mij. Ik bukte op tijd en dus schoot de spons door en kwam terecht in de nek van Kamerik. Precies op de witte kraag van zijn overhemd. Jan en ik gieren van de lach natuurlijk. Kamerik kwam razend op me af (denkend dat ik de gooier was), pakte me beet en scheurde m'n overhemd aan flarden. Toen stapte Slotboom binnen. Hij had het voorval gezien en ontzette mij. Tot overmaat van ramp kregen we alledrie de slappe lach!
Kor Kossen, klas 5B 1963-1964

Ik heb maar één jaar op de Prins Bernhard HBS gezeten en ben daarna overgestapt naar het Marnix Lyceum, waar ik tot mijn grote opluchting weer een bekende leraar tegenkwam: de heer Van Zalinge (biologie). Als het hard waait en ik zit op de fiets, dan denk ik nog wel eens aan Hes Höweler, die bij hoog en bij laag volhield, dat degene die voorop fietst meer wind te verduren krijgt, naarmate er meer personen achter hem/haar fietsen. Een jaar is zo om, maar die discussie hebben we vaak gevoerd, want het waaide altijd hard als we vanaf de pont -toen nog in Velsen-Zuid- over de Lange Nieuwstraat naar school fietsten. Van de lessen herinner ik me er één heel speciaal. Wij hadden les van twee aardrijkskundeleraren: Kik voor topografie en Mak voor de rest. Altijd nog leuk om te vertellen trouwens: Kik en Mak (het lijkt wel een stripverhaal). Mak heeft onuitwisbare indruk op mij gemaakt door de laatste les voor een vakantie (misschien de les voor de zomervakantie) het verhaal van Edgar Allan Poe “de put en de slinger” te vertellen. Wat kon díe man vertellen! Ik zie die muren nog bewegen en dat mes aan dat touw nog naar beneden komen. Ik heb later nooit meer zo’n fantastische verteller op school meegemaakt.

Arien Booij, klas 1A 1961-1962
Het gebeurde wel dat er ouders op het spreekuur kwamen, die zich beklaagden over het feit, dat hun kind geen of te weinig strafwerk kreeg. Ze kenden daardoor hun onregelmatige werkwoorden minder, werd dan aangevoerd...

In vroeger jaren heb ik eindeloos gebreid. Als moeder van vier kinderen was dat indertijd niet zo vreemd. Ik weet nog goed, dat ik als lerares altijd keek naar de benen van leerlingen en menigmaal bij mezelf zei: "Keurig zelfgebreide kousen!"   

Mevrouw Dörr-Oliemans, lerares Frans PB & Ichthus '1958-1972'

Een aantal herinneringen van Loes Höweler.

De tweede klas begon voor mij met 6 weken ziekte. Veel leraren hebben mij, toen ik weer beter was, na de les bijgespijkerd. Klasse! De sfeer onder de docenten was dan heel kameraadschappelijk. Dat was leuk om mee te maken!
Meneer Algra was onze klasseleraar. (Toen ik later zelf die functie -zonder taakomschrijving- kreeg, was hij mijn grote voorbeeld). Hij was er voor de leerling als er problemen waren. En ik weet nog dat hij van de weekopeningen iets interessants maakte. Hij nam er de tijd voor om zijn visie te geven.
Levendig herinner ik me ook een klasseavond, waarop we hand in hand, in het donker, zaten te griezelen bij een spannend verhaal dat hij vertelde.

Voor Frans was ik te dom, of ik deed er niets aan volgens mevrouw Dörr. Dat vond ik geen aardige opmerking. Toch kreeg ik jaren later een compliment van een française voor m’n goede Frans! Dus de paarlen waren niet helemaal voor de zwijnen... 

Schooltoneel: meneer Van Maanen was de regisseur. Paul Fraterman speelde de waard en in zijn rol stond o.a.: “Ik logeer geen hoeren”. Dat werd stevig gekuist, maar op het beslissende moment hield Paul zich niet aan de gekuiste tekst. Reactie van meneer Van Maanen: "Dat had ik wel verwacht, maar nu kan niemand mij erop aanspreken". Dat vond ik toen toch wel een flauwe opmerking. Maar hij maakte het weer goed toen we tijdens de zeilweek in Friesland met de bus weggingen om te zeilen. Er werden neuzen geteld en dat kwam uit op 25 i.p.v. 24. Het ontlokte meneer Algra de opmerking: "Wie heeft er gejongd?" Het bleek dat meneer Van Maanen was meegeteld! Hij en zijn vrouw gingen echter die dag naar de kerk. Toen wij terugkwamen hadden ze de zondagsrust gebruikt om voor de hele groep de aardappels te schillen.Fantastisch!

Meneer Bierling had er kennelijk geen vrede mee dat de Tweede Wereldoorlog niet in het lespakket was opgenomen. Dat werd dus in de werkweek uitgebreid en met veel audiovisuele middelen goedgemaakt... Een film over de oprichting van de staat Israel was daar ook bij. Hilariteit toen Ben Goerion in beeld kwam: sprekend meneer Broekhuysen!

Standaard straf voor eten in het schoolgebouw was: na de les gangen vegen! Maar door meneer Slotboom was die straf bepaald niet onaangenaam! 

Meneer Groenhuijzen was twee keer de bron van ons (klassikale) ongenoegen. De eerste lessen was hij heel streng! We moesten als hij binnenkwam klaarzitten met onze boeken enz., netjes op een stapeltje op de tafeltjes... En dan het voorval, dat een leerling hem -op zijn verzoek- iets aangaf, maar dat naar zijn mening helemaal fout deed! "Doe maar over en met je rechterhand!" Toen hij echter vertelde dat hij het volgende schooljaar niet terug zou komen, waren we echt niet blij. Dat volgende jaar moesten we namelijk examen doen. Hij heeft zich toen nog wel voor ons ingezet, We vlogen met hem door de stof en hadden de achterstand van het jaar daarvoor snel ingehaald. Proefjes over geluid bereidde hij voor met onze klasgenoot Frits Vermeulen. Die bouwde radio's en hij speelde viool, zo weet ik nog. Groenhuijzen viste overigens tevergeefs naar zijn bijnaam (nee meneer, het is niet 'de Zonnekoning'). Zal ik het nu eindelijk maar verklappen? Peer!

Wim Meilof was een klasgenoot. Na een verjaarsfeestje van Henk Binnendijk wachtte hij met mij op de bus, om te zien of ik veilig wegkwam. De bus draaide echter bij de rotonde meteen door in plaats van langs de bushalte te rijden. Wat te doen, want het was de laatste! Wim wist er wat op. We liepen naar het huis van de familie Fraterman, van Paul’s moeder kreeg hij de brommer van Paul (ook een klasgenoot) mee en daarmee bracht Wim me naar huis. Heel galant natuurlijk. Uren te laat kwam Wim zelf thuis en hij kreeg niet zuinig op zijn kop (Henk en Paul woonden in IJmuiden, ik in Beverwijk en Wim in Driehuis, dus het kostte ook heel wat tijd). Op de brommer had ik smeer aan mijn net nieuwe jas gekregen en dat wilde ik thuis niet vertellen. Van meneer Groenhuijzen heb ik toen een flesje tri (ofzo) gekregen, om de smeer van mij jas te poetsen.

Loes Höweler, klas 5B 1963-1964
In de cursus ‘61-’62 zat ik in klas 3A. Meneer Bierling, die onze leraar Nederlands was, gaf ons eens de opdracht om een opstel te maken. Een paar dagen voor de inleverdatum liet Ton Stein, mijn buurman in de klas, zijn opstel aan mij lezen. Nu had Ton de gave om prachtige opstellen te maken. Het verhaal ging over een aardrijkskundig onderwerp. Samen met de heer Kik, die dat vak gaf, zouden we als klas naar het Noordzeekanaal fietsen en daar fossielen gaan zoeken. Het kopje boven het opstel luidde evenwel: “Kik op de korrel”. Toen ik dat las, keek ik nogal bedenkelijk en zei tegen Ton: “Joh, dat kun je niet maken; als je dat inlevert, word je waarschijnlijk een dag van school gestuurd!”. Een dag later vroeg ik hem of hij de titel van zijn opstel nog had veranderd. Dat bleek inderdaad het geval. Het opschrift was netjes gewijzigd in “Facetten der geografie”...
Jan Koolstra, klas 5B 1963-1964
Ik ben nooit een ochtendmens geweest en kwam tot ergernis van de heer Broekhuysen nogal eens te laat. Op een keer was mijn vrouw voor enkele dagen bij familie te logeren. Hoe nu op tijd wakker worden? Ik heb toen zowel aan Slotboom als aan Kamerik gevraagd om me telefonisch wakker te bellen. Ook had ik mijn wekker in een bord met centen gezet. Je zou denken dat er op die manier niets mis kon gaan. Helaas, toen ik wakker werd was het half negen!
Dat moeilijke opstaan was ook de reden dat ik regelmatig twee verschillend gekleurde sokken of schoenen aan had. Ik had mijn leerlingen gevraagd me erop te attenderen als mijn kleding niet in orde was. Die wisten eigenlijk niet goed hoe ze dat moesten zeggen. Ik suggereerde: ‘meneer, uw kleding verkeert in deplorabele toestand’. Zo hadden ze ook meteen weer een nieuw woord geleerd!
De school had weinig voorzieningen en de barakken hadden dunne wandjes. Er was één bandrecorder, die ruim van tevoren moest worden aangevraagd. Televisie was er niet. Nu werd er eens een toneelstuk van Hugo Claus op de televisie uitgezonden. Ik vond dat mijn leerlingen dat moesten zien, dus heb ik aan een kroegbaas gevraagd of we met de klas bij hem mochten komen kijken, als de leerlingen allemaal een consumptie bij hem af zouden nemen!
Meneer Van Maanen, leraar Nederlands PB-HBS '1959-1966'

Tot nog toe geen verhalen gezien van onze bijgebouwen in de Mercuriusstraat. Naast 2 gewone lokalen was daar een groot tekenlokaal. Het lastige van die bijgebouwen was, dat je daarvoor echt even moest "reizen". De leraren ook.
Ik weet nog goed, dat het winter was en dat we druk bezig waren met een sneeuwballengevecht. Nu er sneeuw lag, kon de proppenschieter even de tas in! We begonnen natuurlijk al 's morgensvroeg met sneeuwballen gooien en gingen er in de pauze driftig mee verder. Vooral Robert van Veen ik waren daar erg druk mee. Maar in de pauze moesten de leraren vaak weer terug naar het hoofdgebouw in de Venusstraat en dus moesten ze buiten komen. Wij roken onze kans! Maar de leraren onderkenden ook het gevaar. Sommige leraren zorgden ervoor, dat ze snel maakten dat ze weg kwamen. Gauw op de fiets en wegwezen! Een enkele sneeuwbal raakte nog wel doel, maar daar konden ze mee leven. Op een gegeven moment kwam meneer Langhout naar buiten. Hij gebruikte gewoon zijn gezag! "Wie er ook maar één sneeuwbal durft te gooien, kan vanmiddag nablijven en Slotboom helpen met sneeuwruimen!", zei hij en hij liep statig naar de auto van een collega, zich duidelijk bewust van zijn gezag. Niemand durfde ook maar één sneeuwbal te gooien... Robert van Veen had echter nog een mooie, vers gedraaide sneeuwbal in zijn handen. Ja, en wat deed je daar dan mee? Zomaar naast je neerleggen was ondenkbaar. Een mooie bal gooide je niet evan achteloos achter je rug. Een mooie sneeuwbal moest gegooid worden, dat was een diepgegroeid instinct. Dus wat deed Robert? Geheel tegen zijn natuur mikte hij niet op Langhout, maar gaf hij die sneeuwbal gewoon een slinger recht de lucht in. Dan zag je er tenminste nog iets van. Ondertussen schreed Langhout met veel waardigheid naar de auto, deed de deur open en wilde instappen. En net voordat hij instapte kwam de sneeuwbal van Robert naar beneden suizen. Hij raakte precies het voorhoofd van Langhout en schoof tussen zijn bril! Zijn bril was in één keer helemaal wit aan de binnenkant. Het enige wat hij nog kon doen, was snel instappen en wegwezen.
Robert en ik hebben een kwartier nodig gehad om weer bij te komen...

Ad Kramer, klas 2A4 1969-1970
De Prins Bernhard HBS was een kleinschalige, gezellige school. Het enige minpuntje was, dat de pinkstervakantie van de Prins Bernhard HBS niet synchroon liep met die van het Marnix van Sint Aldegonde Lyceum in Haarlem, waar mijn man werkte. Dat had te maken met het jaarlijkse zeilkamp. Toen ik daar eens over klaagde bij de heer Broekhuysen, kreeg ik als antwoord dat een kleine huwelijksvakantie ook heel gezond was!
Mevrouw Fischer, lerares Engels PB & Marnix '1961?-1972'
Bij Jet en Wim van Voorst Vader zijn de herinneringen ook weer boven komen drijven. Met name die van 'saamhorigheidsfeestjes' van leraren (met partners). Zoals daar was de viering van het aan Eit Algra verstrekte 'jeneverkruis'. Op grond waarvan hij dat kreeg, vertelt het verhaal niet, maar gevierd werd het wel! Bij de ons thuis. Het feestje werd "NAVO-taptoe" gedoopt en de 'dresscode' was uniform! En zo verscheen daar Tine van Nood, die er schattig uitzag in een 'battledress', met hoge hakjes, een pruik en grote oorbellen. Ronald Alblas was te dik geworden voor zijn uniform, maar had het toch aan. Op zijn hurken zat hij, met blote rug voor de haard, om daar iets te roosteren. Joop van Schaik was in het uniform van een marineofficier en Lucie, zijn vriendin/vrouw, zat als matroosje op zijn schoot... Jan Bierling kwam langs na een vergadering in Den Haag, ging onmiddellijk weer weg en kwam een half uur later terug, ook in uniform! Er was een geïmproviseerde bar in de huiskamer... Zelf liep ik rond als messbediende, in een jasje van mijn schoonvader, een 'djas toetoep' genaamd (populair jasje voor [Indo-] europese heren in Nederlandsch-Indië)!
Meneer Van Voorst Vader, geschiedenisleraar PB & Ichthus '1965-1972'
Een anekdote over Slotboom, die indertijd door betrokkene aan meneer Laan is verteld.
Het was een (goede) gewoonte van Slotboom om na de laatste lessen, als iedereen vertrokken was, de schoolborden in alle lokalen goed schoon te maken. Hij ging dan met een emmer water en een borstel de lokalen af. Op een middag was er nog een leerling 'blijven hangen' en hij hinderde Slotboom min of meer. Die sommeerde hem enkele keren naar huis te gaan, maar dat deed de jongen niet. Op enig moment liep de irritatie bij Slotboom hoog op. Hij draaide zich om en zei: "Als je nu niet gaat, kiep ik de emmer water over je heen". "Dat doet u niet", was de reactie en nog voor hij uitgesproken was, woeps, werd de emmer boven het hoofd van de leerling leeggekiept. Die "droop af" met de mededeling dat hij zijn vader zou gaan halen. Slotboom zat er wel wat mee, dat hij het zover had laten komen. Op zeker moment zag hij leerling en vader de school binnenkomen. Hij dubde al over een vorm van excuus. Toen de vader tegenover Slotboom stond liet hij weten: "Als mijn zoon nogeens zo stierlijk vervelend is, kiep dan gerust weer een emmer water over hem heen!"
Meneer Laan, schei- en natuurkundeleraar PB & Ichthus '1964-1972'

In de naamlijst van docenten kwam ik die van Maarten Maurice tegen. Maarten was een jaargenoot van mij aan de VU. Hij heeft mijn vrouw Hans en mij geholpen bij de verhuizing uit Amsterdam naar IJmuiden. Maarten was in het bezit van een rijbewijs. Hij huurde een bestelwagen bij de Amsterdamse Rijtuig Maatschappij. Met twee ritten was onze hele inboedel verplaatst naar het adres Linnaeusstraat 89. Op de flat onder ons, op nummer 85, woonde toen de familie Bierling. Die zal wel verbaasd hebben opgekeken toen er bij hen voor de deur een bestelauto verscheen met in grote letters het opschrift A. R. M.

Maarten is gepromoveerd op een onderwerp uit de topologie, een moeilijk soort meetkunde. Hij is hoogleraar wiskunde geworden aan de VU. Daar heb ik hem nog een keer ontmoet, even joviaal als altijd. Jammer genoeg is hij niet oud geworden. Al heel wat jaren geleden is hij overleden. Maarten is alleen in het jaar 1958 aan onze school verbonden geweest.

Meneer Algra, wiskundeleraar Marnix-PB-Ichthus '1958-1972'

‘De Gordiaanse knoop’. In Apropos nr. 1 van 1964, in het artikel van Wim Meilof over de schoolavond (het laatste artikel van die editie), staat in de voorlaatste alinea iets over de 'geschiedenisquiz' die eersteklassers hadden georganiseerd. Er staat: 'Na de pauze doken we diep de geschiedenis in. Het bleek lang niet voor iedereen makkelijk de verschillende figuren thuis te brengen. Er was door 1B veel werk aan de kleding besteed. Wel was Ivanhoe niet Ivanhoe maar Alexander de Grote, die zich beijverde de Gordiaanse knoop door te hakken.'

Als de eersteklasser die zich achter Alexanders kartonnen borstkuras verschool, heb ik het gevoel dat een verontschuldiging en een uitleg hier (alsnog) op zijn plaats zijn. Ik heb het publiek tekort gedaan en het onnodig lastig gemaakt mijn ware geschiedkundige identiteit te raden. Hoewel de naam, die na mijn optreden op het historisch podium massaal op het quizformulier werd ingevuld, niet de juiste was, had men toch gelijk. Alexander de Grote minus de Gordiaanse knoop is natuurlijk niemand anders dan –hoewel hij als romanfiguur van Sir Walter Scott, en zeker in de vertolking op tv door Roger Moore strikt genomen niet historisch is- Ivanhoe. Dat had het publiek goed gezien! Damocles, vertolkt door mijn vriendje Roel Ekhart, werd wel door iedereen correct geraden. Maar hij had het dan ook een stuk gemakkelijker dan ik. Zijn moeder had hem als Hellenistisch tenue een beddelaken omgeknoopt, waarin hij niets anders hoefde te doen dan -gezeten op een oude keukenstoel- met een angstige blik omhoog te kijken, naar een aan een dun koord boven hem hangend goudkleurig plastic speelgoedzwaard. Bijzonder geloofwaardig uitgebeeld, ik kan niet anders zeggen. Maar sommige historische figuren zijn nu eenmaal moeilijker uit te beelden dan andere…

Ook míjn moeder had zich met mijn uitmonstering grondig bezig gehouden. Uit gekleurd étalagekarton had ze een kunstig vormgegeven borstkuras vervaardigd, dat mij als eersteklassertje een opvallend heroïsch uiterlijk verschafte. Ook had ze een helm gemaakt, met een ridderlijke pluim erop. Het was wellicht die pluim die het publiek van de ‘geschiedenisquiz’ misleidde, hoewel het ontbreken van de knoop daarin ook een rol gespeeld zal hebben. Ik wil dat niet verdoezelen. Het was allemaal míjn schuld. En meneer Algra, die de organisatie van dit onderdeel van de schoolavond op zich genomen had, had me nog zo op het hart gedrukt om niet alle aandacht aan mijn kuras te besteden, maar ook aan de Gordiaanse knoop te denken. Het was naar zijn mening een cruciaal onderdeel van mijn act. "Nu goed, ik maak het kuras en het zwaard," had mijn moeder een week van tevoren gezegd -ze was erg goed in knutselen- "…maar dan moet jij die knoop zelf maken, Keesje…" Zo gezegd zo gedaan. Maar goede raad was duur. Gedurende enkele avonden lag ik in bed over het probleem van de knoop te prakkiseren. Verschillende materialen doken voor mijn geestesoog op. Maar alle vielen af door hun meerdere of mindere robuustheid. Zo herinner ik mij het eerste dat in me opkwam: kabeltouw. Zag er zeer geloofwaardig uit. Maar hoe hak je een dikke bol geknoopte kabel door met een stuk karton? Twee knopen, die zeer dicht bijeen zaten, maar in werkelijkheid verbonden waren door iets heel duns, garen misschien? Het gevaar van deze constructie was dat het publiek onnodig in verwarring gebracht zou worden en op het formulier wellicht Alexander de Grote en zijn Twee Gordiaanse Knopen zou invullen. Ook toiletpapier passeerde de revue. Maar deze benadering van de knoop riep weer andere problemen op. Het was misschien té kwetsbaar. De Gordiaanse knoop gespleten, nog voor Alexander de Grote zijn zwaard getrokken had. Bovendien zag het er niet uit. Papier maché dan. Nu ik deze woorden opschrijf, staat me helder voor de geest hoe ik het probleem nu zou oplossen. Twee halve bollen van in touwkleur geverfd papier maché, verbonden door een stukje garen, en vanuit de zaal niet als zodanig (d.w.z. uit twee losse delen bestaand) te herkennen. Maar ik ben nu dan ook al bijna zestig!

Enfin, om een lang verhaal kort te maken: ik kwam er niet uit. Gevoed door een kenmerkende mix van frustratie en optimisme geraakte het probleem gedurende het verloop van die week van lieverlede enigszins op de achtergrond. Een dag of wat voor hij klaar moest zijn dacht ik er niet eens meer over na. Het 'kwam wel goed', dat was mijn manier om deze gordiaanse knoop door te hakken. Mijn moeder hield ik aan het lijntje door iets te mompelen als 'er wordt over nagedacht, mam…'
En op de grote dag stapte ik fier het podium op, mijn pluim wapperend in een gefantaseerde historische wind. Ik stuwde mijn borst binnen het kuras nog iets verder, trok mijn bordkartonnen zwaard en gaf er mijn imaginaire knoop een flinke tik mee. 'Vooral Ivanhoe en Churchill deden het erg goed…' vervolgt de tekst in Apropos. Geen slecht gezelschap!

Kees Slings, klas 1B 1963-1964

Kijkend naar de klassefoto's worden de slapende herinneringen ineens weer wakker. Ik was, geloof ik, de jongste in klas 1B van 1961-1962. Ik was 11, alles een beetje eng en mijn klasgenoten erg bijdehand. Ik had één vriendinnetje, Mariëtte. (En dus zijn de namen van die 1 B klas nu compleet-red.). Ze woonde, net als ik, in Driehuis (en is later naar Amerika vertokken, waar ik inmiddels ook woon). Zij was zo'n briljante leerlinge, ik helaas niet. Zij haalde altijd prima cijfers en ik kon het maar nauwelijks bijbenen, tot grote ergernis van mevrouw Dörr, die zich regelmatig afvroeg, wat ik eigenlijk op die school deed. Veel Frans heb ik overigens niet geleerd van haar, het enige dat zij me wel goed heeft bijgebracht is het "Onze Vader" in het Frans. Ik kan het nog dromen... We hadden haar het eerste uur en volgens de regels werd de dag begonnen met een gebed. Bij haar was dat dus steevast: "Notre Père qui es aux cieux" en dat is nog steeds het eerste dat in mij opkomt, als ik een Fransman ontmoet! Ik vraag me wel eens af of ik nou ben geïndoctrineerd of getraumatiseerd...

De tweede klas, (2A) 1962-1963 werd een drama voor mij. Drie incidenten staan mij nog steeds voor ogen. Allereerst herinner ik mij een les van meneer Duyzer, die, zoals menigeen nog wel weet, met zijn linkeroog in zijn rechterbroekzak keek, of andersom. Hij vroeg op een middag aan klasgenoot Gerke Beetstra, om een stuk tekst voor te lezen. Gerke stotterde in die tijd en dat bracht meneer Duyzer ertoe, om na enige minuten tegen Gerke te zeggen: "Zo, als jij een telegram gaat versturen, zal je wel veel geld moeten betalen." (Of iets in die trant, mijn geheugen kan mij hier in de steek hebben gelaten). Duyzer verwachtte dat de klas in lachen zou uitbarsten, maar niets was minder waar. Het bleef doodstil. De volgende dag, toen we weer Engels hadden, kwam Duyzer binnen en vertelde dat hij de dag ervoor, onderweg naar huis, in de bus, een gesprek had opgevangen van twee leerlingen en had begrepen dat Gerke een spraakgebrek had. Reden om direct zijn oprechte verontschuldigingen aan te bieden aan Gerke. Chapeau voor Duyzer!
Maar geen chapeau voor meneer Klinkhamer! Toen de hele klas op een middag moest nablijven van muziekleraar Klinkhamer (om wat voor reden dan ook) en Klinkhamer dacht dat Rienk Slings aan het praten was (absoluut niet waar!), besloot hij om Rienk eens even flink in elkaar te meppen. Hij stormde op Rienk af, greep hem en sleurde hem uit de bank en mepte op hem in. Zo erg dat iemand de klas uitrende en hulp ging halen. Brrrrr, wat een enge leraar vond ik dat!
Het derde incident was, dat ik tijdens de gymnastiekles in botsing kwam met, ik geloof Alettie van de Kerke, toen we beiden in de touwen hingen. Vervolgens stortte ik bewusteloos ter aarde. Ik kwam bij op de bank in de kleedkamer en werd door meneer Broekhuyzen naar huis gebracht. Een hersenschudding deed mij enige tijd uit de buurt van school blijven, wat ik op zich niet zo heel erg vond, want ik vond alles nog steeds eng en mijn medeleerlingen nog steeds bijdehand. Bovendien waren mijn resultaten bedroevend en leek het erop dat mevrouw Dörr gelijk begon te krijgen! Maar ja, ik was nog maar net 12. Ik mocht het een jaartje overdoen...

Mijn derde jaar op de PB-HBS was een feestje, want ik had het tweede jaar al eens gedaan en ik kreeg toen eindelijk leeftijdgenootjes om me heen. Ik herinner me dan ook eigenlijk alleen maar leuke dingen. Sportdagen, klasse-avonden, toneelspelen en danslessen. Alhoewel... tot mijn grote schrik kregen we dat jaar geschiedenis van meneer Roosendaal. Die kende ik nog van de lagere school en daar was eens iets voorgevallen, waar ik niet de beste herinnering aan had.
Ik heb de derde klas ook nog -met plezier- op de 'PB' gedaan en ben toen "verhuisd" naar het Kennemer Lyceum. 

Katy ten Broeke klas 2A 1963-1964
Er zou bij het begin van de 5e klas een nieuwe leerling komen. Toevallig hadden wij het eerste uur na de vakantie les van ene Van Schaik, die er nog zeer jeugdig bleek uit te zien. Hij liep bij het begin van de les naar voren, waarop hij te horen kreeg: "Ga nou maar gewoon zitten". Even later hadden wij door dat het niet onze nieuwe medeleerling was -die we overigens nooit gezien hebben- en toen stelde hij zich voor als: "Van Schaik". Prompt was het antwoord: "En hoe heet je van voren?" Toendertijd was zo'n vraag een doodzonde, behalve in 5A. Daar kon, door de kleine omvang van de klas, aanzienlijk meer dan in de rest van de school.
 
En dan nog... Na een paar weken in de 4e ontdekten we, dat de "handelswetenschappen" toch wel erg belangrijk waren. Het is ongehoord, zeker in een tijd als deze, waarbij men een 1040-urennorm nog wil loslaten, maar wij vroegen -en kregen- twee uren extra les van meneer Schouw. Het volgende jaar ontdekten we bij meneer Van Schaik, dat onze kennis van het Frans toch wel heel wat hiaten vertoonde. Volgens Van Schaik stonden we een goed half jaar voor het examen op een niveau van halverwege de 2e klas... Prompt moest Schouw zijn extra uren inleveren en hadden wij twee uur extra Frans in de week. Op zijn eigen onnavolgbare wijze heeft Van Schaik ons toen door het eindexamen heengesleept.
Toen de eindexamendagen aangebroken waren, zaterdagmiddag en maandagmorgen, 11 en 13 juni 1966, was iedereen aanwezig, behalve Van Schaik. Die was nog "op herhaling" in Duitsland en ondanks de vele smeekbeden van directeur Broekhuysen, kon hij niet gemist worden bij het verdedigen van het vaderland tegen de Russen. Een half uurtje voordat het examen begon, kwam hij toch aangescheurd, zittend naast een ordonnans (of iets dergelijks) in een Jeep, om de examens af te nemen.
Bij de "feestelijkheden" 's maandagsmiddags toen bleek dat iedereen geslaagd was, stond ineens die ordonnans weer voor het wijkgebouw van de Bethlehemkerk: Van Schaik moest onverwijld mee. Het verdedigen van onze vrijheid was aanzienlijk belangrijker dan het glas wijn dat hij in zijn hand had... Op naar Duitsland!
Leen Koper, klas 4A 1964-1965

Het eindexamen van 1971 waaraan ik deelnam was toch wel spannend. Niet in de laatste plaats omdat de gymzaal van het nieuwe pand aan de Planetenweg de plek van uitvoering zou zijn. Uiterst serieus had ik naar deze proeve van bekwaamheid toegeleefd. Het eerste schriftelijke examen was het vak Engels en dat vormde voor een B-kandidaat toch een extra uitdaging. Twee uur en dertig minuten waren beschikbaar om een vertaling te maken en in te leveren. Het toezicht werd gehouden door een staatsexaminator en meneer Duyzer. De stukken werden uitgedeeld en het startsein werd gegeven. De tekst ging over klassieke muziek, zo weet ik me nog te herinneren. Ik begreep de tekst goed en het vertalen verliep m.i. uitstekend. Na zo'n twintig minuten was ik klaar. Ik stond op en leverde het in, want waarom zou ik wachten? Overlezen zou slechts kunnen leiden tot twijfel. In de kleedkamer werd ik ingehaald door meneer Duyzer die tegen mij brieste: "Hoe haal je dit in je kop &^%$#@! Ik zal er alles aan doen om je een onvoldoende te bezorgen, trouwens die zul je jezelf wel bezorgd hebben". Ik was redelijk schokbestendig, maar ik schrok toch behoorlijk van zijn uitval. "Ja jongen" dacht ik, "nu heb je helemaal geen ruimte meer voor missers".
Achteraf bleek dat ik het hoogste cijfer van de hele groep examinandi had! Nooit meer wat van gehoord, behalve dan dat ik een 8 op mijn eindlijst had. Tja ...

Jan van den Berg, klas 4B2 1969-1970

Voor het cabaret schreef ik indertijd een versje, dat op de melodie van het Wiegelied van Brahms gezongen werd. De tekst was:
Slaap zacht mijn leerling slaap zacht, de leraren houden de wacht.
Ze zeggen je heus wel wat voor, slepen je het examen wel door.
De eer van de school staat op 't spel, dus slagen dat moeten we wel.
Daar had je toch wel aan gedacht. Slaap zacht mijn leerling, slaap zacht.
Ik herinner me nog dat een oudere leraar ons, een dag na de opvoering, liet weten, dat 'dit soort denken' zeker niet op prijs werd gesteld... Grappig!

Jitty/Jitske Kalverda, klas 5B 1963-1964

Leraren, hun voertuigen en hun invloed.
Meneer Van Hoek reed rond op een "two-tone Liberator" met zijspan, echt een hele mooie motorfiets...  De tijd brak aan dat wij vonden, dat we de leraren bij hun voornaam moesten kunnen aanspreken. Nou ja, de leraren, ik bedoel degenen bij wie we dáchten dat wel voor elkaar te krijgen. Van Hoek was er wel rijp voor, vonden wij. Het leek te lukken en dat vonden we fantastisch! Oké zei hij, geen probleem, noem mij maar bij mijn voornaam, ik heet  Fred. Maar vanaf nu noem ik jullie dan allemaal bij de achternaam! Dus meneer van den Berg, meneer Jansen, mevrouw de Goede, etc… Geweldig zeg, we wat werden wij mak. Maar na ampele overwegingen besloten we toch om maar meneer Van Hoek te zeggen... Ik heb van dit soort voorbeelden veel geleerd!
Van Hoek was trouwens toch een bijzondere kerel, want degenen die strafwerk van hem kregen, waren echt aan de beurt met dat 4-kleuren strafwerk! Dat zou tegenwoordig leiden tot 'eenzame opsluiting voor de verstrekker van het strafwerk'. Gelukkig was ikzelf 'one of the happy few' die nooit (oké, bijna nooit) strafwerk kregen. Ik had er dus niet echt last van.

Soms reden wij ’s morgens richting Venusstraat en dan hoorden we achter ons het zware gebrom van een 'V-twin'. En ja hoor, daar kwam meneer Wichgers voorbij op zijn Harley Davidson. Met losse handen, achteloos een sigaret draaiend uit zijn pakje Drum. Stoere kerel op zijn Liberator...
Chris Wichgers, ik noem hem zo, omdat ik tot na het behalen van mijn HBS-diploma contact met hem had, had (ook) een Harley van het type Liberator. Volgens mij was het een 'WLC', waarbij de C staat voor Canada. Hij vertelde mij ooit, dat hij het motorblok niet onderhield, maar dat hij om het jaar -in Dordrecht- een nieuw blok uit de dump haalde voor fl. 500,-. Dat was goedkoper dan onderhouden, zo zei hij. Wat ik me ook nog herinner, was dat hij samen met zijn vrouw, elke zomervakantie, grote afstanden door Europa reed op deze motor. Misschien ben ik -mede- door hem, ook zo’n motorliefhebber geworden... Wichgers had ook een bijzondere auto en wel een Peugeot 404. Het klinkt misschien vreemd, maar dat was de Harley onder de auto's! Alleen voor liefhebbers, zeker in het IJmuidense. Als je goed luisterde, hoorde je hem roesten, maar mooi was hij wel! Heerlijke stoelen en een groot dashboard, met een centrale klok en met stuurversnelling. De kleur van Wichgers' 404 leek me BRG (British Racing Green). Ik kijk altijd nog met veel plezier naar zo'n auto, maar ik heb het nooit aangedurfd om er één te kopen.

Jan van den Berg, klas 2C 1965-1966

Een verhaal van Kees Slings, dat hij de naam "de bovenbouw" heeft meegegeven.

Na vijf jaar met wisselend succes in de onderbouw te hebben doorgebracht, kwam de bovenbouw voor mij toch nog als een verrassing. Op een goede dag tegen het einde van het derde schooljaar (mijn vijfde dus), verscheen meneer Broekhuysen in de klas. Telkens wanneer deze onbereikbare geleerde opdook en met zijn zachte stem iets zei, dan kende ik, zoals vermoedelijk velen met mij, maar één bezorgde reactie: jeetje, wat nou weer. Je wist dat er in die nobele kop zaken huisden die van onpeilbare betekenis waren voor je toekomst, maar nooit kwam dat als zo'n schok als toen hij ons die dag mededeelde dat we voor de aanstaande bovenbouw 'voor een belangrijke keuze stonden: die tussen A en B.' 'Jullie ouders hebben een brief van mij gekregen…' voegde hij er dreigend aan toe.
De keuze tussen A en B kwam bij mij eigenlijk nogal toevallig tot stand. Ik wilde er vanaf zijn. Waar andere kinderen misschien in goed overleg met hun ouders tot een weloverwogen keuze kwamen ('maar vader, u weet toch hoe ik altijd met cijfertjes in de weer ben, de dingen voor de zekerheid nareken?' 'Je hebt gelijk, kind'), herinner ik me dat ik er niet meer dan een vluchtige gedachte aan wijdde.
Hoewel ik veel las en een grote belangstelling had voor de Engelse taal (Tolkien!) en rekenen zo veel mogelijk vermeed, leek A me maar niks. Met de exacte wetenschap in je rugzakje was het vinden van een goedbetaalde baan vermoedelijk zo gebeurd, terwijl met A, jeetje, dan werd je natuurlijk leraar of zo. En omdat mijn toekomst me eigenlijk volkomen koud liet als het maar geen lesgeven werd, koos ik tijdens dat ogenblik min of meer voor B om er maar van af te zijn. Zo bereikte ik eindelijk klas 4. De bovenbouw was aangebroken en meneer Algra beschouwde mij niet langer als 'aapje.' Meneer Langhout nam het stokje van hem over en ik maakte kennis met natuurkunde en met de heer Van Hoek.
Meneer Van Hoek sloeg in mijn door veelal rechtlijnige begrenzingen bepaalde wereldje in als een meteoor van onvoorspelbaarheid.
Als hij op het bord met de uitwerking van een algebraïsche vergelijking met drie onbekenden de oppervlaktespanning in een vat vloeistof uitrekende, en het antwoord met een achteloos streepje onderlijnde, werd ik gegrepen door diepe bewondering. Algebra was voor mij een magische, hermetisch gesloten wereld, een kristallen berg, aan de voet waarvan ik omhoog stond te kijken naar de top, waar zich gezien meneer Langhout's van respect voor zijn vak stralende ogen het nirvana moest bevinden. Maar meneer Van Hoek trok tijdens het zetten van dat onverschillige, meestal een beetje schuine streepje een gezicht alsof algebra niet meer was dan een handig foefje.
Er waren meer van deze foefjes. Zo heb ik de stellige indruk dat meneer Van Hoek niet onder de indruk was van de tijdloze waarde en het groot belang van het proefwerk als exact meetinstrument. Eens verdween hij tijdens een proefwerk onverwacht in het aangrenzende amanuensishok en liet ons minutenlang aan ons lot over. Er ontstond onmiddellijk grote, zij het vrijwel onhoorbare opwinding in de klas. Dat er steelse handen naar schooltassen afdaalden en er voorzichtig boeken en stukjes papier uit tevoorschijn trokken, dat lag voor de hand. Ook conciërge Slotboom gaf daar wel eens aanleiding toe, als hij tijdens een schriftelijke overhoring een plotseling weggeroepen leraar of lerares moest vervangen. 'Als jullie het heel zachtjes doen, dan mogen jullie je boekje er bij nemen…' zei hij eens tijdens een schriftelijke overhoring in de onderbouw. Toch was ik nu enigszins op mijn hoede, en hoewel ik doorgaans een vervent spieker was, spiedde ik eerst een tijdje aandachtig rond. Ik vertrouwde die Van Hoek niet.
Toen ik nog eens goed naar de openstaande deur van het hok keek, ontwaarde ik in de weerspiegeling van het vensterglas, dat het in de deur aangebrachte kijkluikje van de amanuensis bedekte, het grijnzende gelaat van onze natuurkundeleraar. Hij stond ons uit het zicht op zijn gemak te bespieden en had grote lol om onze hopeloos verouderde reactie op zijn moderne didactische inzichten. Dat die er wel degelijk waren bleek toen hij ons eens een proefwerk gaf, dat wij echter thuis moesten maken en de volgende dag bij hem inleveren. 'En denk eraan dat jullie niet spieken…' waarschuwde hij ons grijnzend. Ik heb nog nooit zoveel over natuurkunde opgestoken als die avond.
Eenzelfde dédain toonde meneer Van Hoek voor de oeroude regels van het strafwerk. Hij vroeg me eens na de een of andere verstoring van de klassikale rust hem mijn pen te tonen. Zoals zo velen in die tijd was ik de trotse bezitter van een vierkleuren ballpoint. Ik kreeg de opdracht om voor straf thuis een zeker hoofdstuk uit het natuurkundeboek over te schrijven. Nu wist ik dat dit hoofdstuk het kortste uit het hele boek was, het was me tijdens het doorbladeren dikwijls in gunstige zin opgevallen, en ik haalde opgelucht adem. Maar de vreugde was van korte duur. Er verscheen een enigszins lui sadisme op meneer Van Hoek's gelaat, die me op een vreemde manier deed denken aan zijn houding tegenover wiskunde en proefwerken. 'Ik wil dat je elke volgende letter in een andere kleur schrijft,' zei hij. 'Dus na groen rood, en vervolgens zwart en blauw…'
Na een avond lang klunzen met die vreselijke schuifjes aan dat loodzware zilverkleurige onding had ik blaren op mijn vingers, gebarsten nagels en een gruwelijke hekel aan vierkleurenpennen. Gelukkig raakte in die tijd de uiterst chique Parker-pen in zwang, met zijn dikke vulling en verfijnde schrijfpunt. Ze schenen erg duur te zijn, maar daar had ik geen last van. Ik vond de mijne op straat, in de Lange Nieuwstraat. Ik heb altijd in stilte gehoopt dat hij van Van Hoek geweest was, uit zijn jaszak gewipt bij het grijnzend overrijden -op zijn motor- van een aapje uit de onderbouw.

Kees Slings, klas 3B 1966-1967

Onder het hoofdstuk "Doel/resultaten" staat en kranteknipsel over de geslaagden van het toelatingsexamen in 1962. Het eindigt met de mededeling, dat een kandidaat wegens ziekte in september nog een kans krijgt. Nou dat was ik, een dag voor het toelatingsexamen ben ik op mijn achterhoofd gevallen (heb dat dus later nooit meer kunnen ontkennen) en kwam met een hersenschudding in bed te liggen. Ik heb inderdaad, gelukkig met goed gevolg, in september in m'n uppie weer toelatingsexamen kunnen doen.

Bij de anekdotes heeft Peter Addink het over een aanvaring met de pont in dichte mist. Hij wist niet precies meer, wanneer dat was. Nou ik wel! Dat was 21 september 1966, op mijn 16e verjaardag. Ik stond met mijn nieuwe tweedehands brommer op de pont, toen we -na een schreeuw- de boeg van een coaster op ons af zagen komen. Inderdaad gaf het een enorme klap en iedereen viel. Ik dacht nog: daar gaat m'n nieuwe brommer en dat wordt zwemmen, iets wat ik niet erg goed kon in die tijd...  De pont had op dat moment geen radar aan boord, een paar weken later wel...

Tenslotte nog dit. In 1993, dus 25 jaar na mijn PB-HBS-tijd, deed ik aan de Hoge School Alkmaar een post-HBO-cursus Milieukunde, dat was toen erg in. Een van de vakken was stralingstechniek of zoiets, in ieder geval iets met radioactiviteit en zo. Tot mijn grote verbazing kwam mijn oud-natuurkundedocent meneer Van Hoek daar opdraven. Toen ik hem vertelde van mijn PB-verleden nam hij de week daarop een oude schoolagenda mee, waarin hij al mijn proefwerk- en s.o.-cijfers van een bepaald jaar weer liet zien. Ik vond dat, afgezien van enige "palen", toch wel gaaf. Wat mij van hem is bijgebleven, is, dat hij altijd ontzettend veel en tijdrovend strafwerk gaf. Ik heb dat nogal eens gehad, vandaar... Het meest extreme wat ik mij herinner was, dat ik een fors aantal pagina's van het natuurkundeboek moest overschrijven. Op zich viel dat nogal mee, maar in die tijd had je de 4-kleurenballpoints. Via een schuifje aan die pen kon je een andere kleur tevoorschijn toveren. Van Hoek eiste dat iedere letter met een andere kleur moest... en dat dan een paar pagina's...

Jan van der Waa, klas 3B 1965-1966

Een trouwe schoolvriendin in mijn PB-tijd was Heleen Hoek. Ze bleef in de derde zitten en ging een jaar later van school. Op dat moment ging ik naar de vijfde. Heleen ging vervolgens een soort vormingsjaar doen, waarbij zij in allerlei instellingen werkte. In die tijd schreven we elkaar brieven. Nu is gebleken, dat ze al mijn brieven heeft bewaard! Recent, bij onze ontmoeting 'na zoveel jaren', nam ze ze voor me mee. Aardig om als 54-jarige met je bakvissenverleden te worden geconfronteerd. En wat een selectief geheugen hebben we toch.... Enfin, ik las dat wij na ons eindexamen een afscheidslunch door de school kregen aangeboden. Het menu was alsvolgt: Groentesoep, belegde broodjes en chipolatapudding toe. Gelukkig is Nederland er sinds 1970 culinair op vooruit gegaan!

Anky Beek, klas 5A 1969-1970

Het relaas van Roeland Solcer over de werkweek 'Paaschheuvel' voor 5e klassers (zie rubriek 'Schoolkrant', Radar 3/1- 1969) behoeft enige aanvulling. Hij heeft het over verboden nachtelijke wandelingen, een kampvuur dat gedoofd moest worden en tien jongens die in de nacht verdwenen, en wellicht in het geweld van de nabije NATO-oefening omgekomen waren. Maar gelukkig was iedereen tegen de ochtend weer terug en stak juffrouw Van Nood een samenvattend toespraakje af. Er is echter tijdens de laatste nacht nog wel wat meer voorgevallen, waarover mevrouw Van Nood het in haar omineuze toespraakje gehad heeft. Roeland zal dat 'beleefdheidshalve' vergeten zijn te vermelden in Radar. Sterker nog, uit de monden van de heren Duyzer en De Vries kregen in het bijzonder twee zondaars (Francis Rijlaarsdam en inzender dezes, Kees Slings) een venijnige waarschuwing. "Jullie gaan dit merken op je eindexamen…" Dat de volgende ochtend 'alles vergeven en vergeten' was, zoals Roeland het versloeg, mag gerust overdreven genoemd worden. "Er heerste de morgen van vertrek een vreemde sfeer…" komt dichter bij de waarheid. Duyzer en De Vries waren ziedend van woede! Later, toen na het examen klassikaal verzonnen werd om alle leraren middels een persoonlijke, aan huis bezorgde, surprise te bedanken voor hun inspanningen, werd dat in het geval van dominee Van Nood, vader van juffrouw Van Nood en gymleraar De Vries beantwoord met een weigering het geschenk in ontvangst te nemen. De voordeur werd in ons gezicht dichtgeworpen! Wat is er toch werkelijk gebeurd, die slotnacht in 'Paaschheuvel'? Het was in elk geval wel wat meer dan een beetje zingen en moppen vertellen, tot een in de deuropening verschijnende meneer Duyzer ons tot stilte maande en we 'bevend van emotie' het bed indoken. In werkelijkheid was op de jongenszaal een waar bacchanaal ontstaan, met als voornaamste slachtoffer een leerling, die een ('s middags in het dorp Vierhouten aangeschafte) fles rum aan de mond had gezet en de helft van de inhoud had opgedronken. Even later was hij niet meer aanspreekbaar en kotste zijn bed onder. Daar kon voor onbepaalde tijd niet meer op geslapen worden. Aangezien op de jongenszaal alle bedden ingenomen waren, werd besloten de dronkaard naar de meisjeszaal te sjouwen en hem daar op een der lege bedden onder te brengen. Die actie was de heren Duyzer en De Vries echter een doorn in het oog. Misschien was zelfs juffrouw Van Nood er ook tegen. In elk geval werd het ons onmogelijk gemaakt de comateuze jongen bij de meisjes onder te brengen. Het was dit conservatieve verbod dat Francis en mij in vooruitstrevende woede deed uitbarsten. We besloten het establishment van 'Paaschheuvel' voorgoed de rug toe te keren en liftend naar Wijk aan Zee terug te gaan. Tot het ochtendgloren verscholen we ons in een in aanbouw zijnd huis in Vierhouten. We hoorden troepjes medeleerlingen langslopen, (genoemde tien misschien?), die onze namen riepen, waarschuwingen voor de politie die ingeschakeld was én voor de gevolgen van onze ongeoorloofde verdwijning voor het eindexamen. Dat laatste was het, dat ons na rijp beraad deed besluiten maar weer terug te keren en de beide heren en de juffrouw onze verontschuldigingen aan te bieden. Op het aanhoren van onze kant van het verhaal werd echter geen enkele prijs gesteld. Integendeel: "jullie gaan dit merken op jullie eindexamen…"

Hoewel ik gedurende mijn jaren op de Prins Bernhard HBS aan geen van beide heren een hekel had, heeft het slotakkoord mijn herinneringen aan school danig beïnvloed. Met de heer Duyzer kwam het weer goed, toen hij me (begin 70-er jaren) samen met mijn andere schoolvriendje Roel Ekhart in het Luxor Theater in Beverwijk aantrof bij een voorstelling van Roman Polanski's MacBeth, een even gruwelijke als literair verantwoorde Shakespeare-verfilming. Mede door zijn lessen is het Engels een levenslange hobby van me geworden. En Engeland en Schotland zijn mijn jaarlijkse vakantiebestemming. Van het betreurde incident heb ik niets gemerkt 'op mijn eindexamen'. Mondeling Engels ging als een speer, zodat het schriftelijk niet eens meer hoefde. Eindcijfer: een achtenhalf. Met dank aan meneer Duyzer. Meneer De Vries zag ik eind 90-er jaren eens bij AH in Spaarndam lopen. Hij keek nog steeds een tikkeltje chagrijnig.

Kees Slings, klas 5B2 1968-1969

De ‘frisse lucht’ van meneer Wichgers… Bij het wisselen van de lessen waren er in feite twee opties: of we gingen met z’n allen (lekker traag/rumoerig en daarom tot een minimum aantal keren beperkt) naar een ander lokaal, of de leraren wisselden van lokaal en dan bleven wij zitten. Soms (en ik vermoed met opzet) stond de ‘komende’ leraar / lerares al achter de deur te wachten tot de ‘gaande’ uitgedoceerd was; meestal om ons nog net even het huiswerk voor de volgende les op te geven. Ja, we hadden weinig rust! Ons schoolgebouw was, zoals goed op de foto’s is te zien, ruim voorzien van ventilatieramen, maar, zoals ook is te zien, deze stonden -zeker ’s winters- weinig open. Of dit niet mocht in verband met de hoogte van de gasrekening of vanwege ‘koukleumende’ leerlingen, weet ik echter niet. Feit was, dat wij met 29 leerlingen en een leraar minimaal een uur lang met elkaar opgesloten zaten. Er zal daarna stellig weinig zuurstof meer in de lucht van ons lokaal hebben gezeten. Als we voor de volgende les in dat lokaal moesten blijven, dan merkten we daar zelf natuurlijk niets van. De leraar die ‘fris’ bij ons binnen kwam, moet dan echter wel tegen een ‘muur’ van bedomptheid zijn opgelopen, want vaak was de eerste handeling het openzetten van het dichtstbijzijnde klepraam. Meneer Wichgers combineerde deze handeling altijd met de eerste oefening Duits. Van hem herinner ik me de kenmerkende zin: “Frische Luft komme ……..hinein of herein?” En ja, hoe zat dat ook alweer? ‘Hinein’ en ‘herein’ betekenen allebei ‘naar binnen’. En toen kwam telkens zijn heldere uitleg: ‘hinein’ is ‘naar binnen van je af’ en ‘herein’ is ‘naar binnen naar je toe’. Nou, daar moesten we toch wel even over nadenken. Als wij ‘binnen’ zaten, dan was ‘naar binnen’ toch altijd ‘naar je toe’ en was ‘van je af’ altijd ‘naar buiten’ en niet ‘naar binnen’, toch? Het heeft natuurlijk wel ‘even’ geduurd voordat we het allemaal snapten, of …..we het niet langer meer konden volhouden, dat we het nog steeds niet snapten. “Frische Luft, komme herein!” Kom daar tegenwoordig eens om!

Ton Kalkman, klas 4B2 1964-1965

Leerlingen die zich vervelend gedroegen werden door mevrouw Dörr betiteld als "rotjong". Daarvan heeft ze er tijdens haar loopbaan wel enkelen gehad. Zo herinnert ze zich er één, die aan het eind van een schoolweek 'te ver' was gegaan. Ze nam zich voor hem de week erop eens goed te straffen. Toen het "rotjong" 's maandags de klas binnenkwam, had hij een gigantisch blauw oog, hetgeen mevrouw Dörr de opmerking "ik zie dat iemand me al voor is geweest..." ontlokte.

Een ander "rotjong" was pleegzoon van iemand die bij de schooladministratie werkte. Jaren nadat hij van school was, werd het echtpaar Dörr voor een controle op papieren aangehouden door de politie. Toen de agent -bij het zien van de naam- aan meneer Dörr liet weten, dat hij een lerares had gehad van die naam, zei die: "dat kan kloppen, dat is mijn vrouw, ze zit in de auto". De agent liep naar mevrouw Dörr en noemde zijn naam. Zij flapte er gelijk "o, dat rotjong" uit, waarop de agent zei, dat hij dát nu niet meer was. "Nou zeg, dat is je ook geraaie in dat uniform!" kreeg hij nog te horen. 

Mevrouw Dörr-Oliemans, lerares Frans PB & Ichthus '1958-1972'

Toen ik voor de eerste keer in de 2de klas zat, hield mevrouw Verspuy -zo tegen het einde van het jaar-  een heel motiverende redevoering, met als leidmotief 'het is nog niet te laat'. Als je goed je best doet, is nog niet alles verloren. Nu had ik het hele Noordzeekanaal al vol met enen voor Frans, Duits en Engels, dus riep ik (gedreven door wanhoop) uit: "Ach mens, zeur niet!". Het werd heel stil, zelfs de vliegen stopten met brommen en vliegen. En daarmee was de kous af... Mevrouw Verspuy heeft ons nooit meer lastig gevallen met de (wel goed bedoelde) opbeurpreken! Nu vele jaren later, woon ik in Frankrijk. Op mijn werk word ik zeer gewaardeerd om mijn talenkennis. Ik word vaak ingezet op projecten, waar men Duits, Frans, Engels en soms ook Nederlands moet kunnen spreken. Ik droom zelfs in het Frans, alleen tellen doe ik nog in het Nederlands. Waarschijnlijk omdat die malle Fransen niet verder kunnen tellen dan zestig. (70 = zestig plus tien, 80 = 4 keer twintig). Maar zoals ze hier zeggen: "Quand on aime, on ne compte pas.."

Leendert van der Giesen, klas 2H4 1968-1969
Op een keer werd ik de klas uitgestuurd tijdens de godsdienstles van ds. Remijn (…en wie is dat niet overkomen?). Ik droop af naar het hok van Slotboom, die op dat moment bezig was met de afwas. Hij vond dat ik mijn tijd maar productief moest maken en gooide mij een theedoek toe. Na een paar minuten hoorden we Broekhuysen op de gang afscheid nemen van iemand en daarna richting het hok komen. Slotboom maakte snel een schuifkast met schoonmaakmateriaal open en gebaarde mij daarin te gaan. Broekhuysen kwam enkele ogenblikken later binnen en ging vrolijk een kop koffie ging drinken. Na een minuut of vijf verdween hij weer richting zijn kamer, waarna ik klotsend van het angstzweet weer door Slotboom werd vrijgelaten. Deze actie bespaarde mij in ieder geval het gebruikelijke rondje strafwerk, dat standaard door Broekhuysen werd gegeven, als je tijdens de godsdienstles uit de klas werd verwijderd.

Begin juni 1966 gingen we met een groep o.l.v. mevouw Dörr en de heren Roosendaal en Laan voor een kleine week naar een jeugdherberg in Brugge. Elders op de website (rubriek 'Evenementen diversen') is een foto te zien, waaruit blijkt dat vooral het mannelijke deel van het gezelschap wel van een geintje hield. Zo ook op een avond toen er door de mannen gedouched werd in een grote ruimte, waar alle douchehokken aan de onderzijde open waren. Één van de jongens vond snel uit, dat je de afvoerputjes met washandjes o.i.d. kon afsluiten, waardoor het waterpeil snel steeg. Massaal putjes afsluiten dus! Hierdoor ontstond de mogelijkheid om je aan één kant af te zetten en dan onder alle douches door kon glijden. Dikke pret natuurlijk. Een "vervelend" bijverschijnsel was echter, dat een deel van de begane grond van de jeugdherberg onder water kwam te staan... Sportief als we waren, hebben we natuurlijk snel de grond gedweild en weer schoon opgeleverd. De jeugdherbergier kon er toch de humor niet van inzien en meneer Roosendaal heeft moeten praten als Brug(ge)man om te voorkomen, dat wij vroegtijdig naar huis gestuurd zouden worden...

Wim Kwak, klas 2B in 1963-1964

Een aanvaring op weg naar school! Het zal ergens in de 2e of 3e klas geweest zijn, dus circa 1966. Het was met de ochtendpont van 08.00 of 08.10 uur dat we overstaken vanuit Velsen naar IJmuiden. De hele pont stond vol met fietsen en scholieren, dus ook met veel leerlingen van onze HBS. Er was dichte mist. Ineens kwam de stuurman uit zijn hokje en begon te schreeuwen dat we naar een bepaalde kant moesten lopen en direct daarop doemde de boeg van een groot zeeschip op. Die ramde het midden van de pont. We kregen een enorme duw (ik voel 'm nog!). De overkapping aan de zijkant werd behoorlijk ingedeukt. Heel veel fietsen klapten ondersteboven. Grote schrik dus. Wel fijn, dat ik het nog na kan vertellen, want het had natuurlijk heel anders af kunnen lopen!

Peter Addink, klas 3A in 1966-1967

In het schooljaar 1969-1970 mochten de vierdeklassers voor het eerst kiezen tussen het zeilkamp en een "biologiekamp" in de Ardennen. Ik koos voor het laatste. Ik kan me herinneren dat mevrouw Dörr en haar man mee waren met hun eigen caravan. Verder waren de leraren Smit (biologie) en Alblas (aardrijkskunde) mee. We sliepen in tenten die op een veld langs een rivier stonden. Langs die rivier was het ’s ochtends een grote drukte tijdens het wassen en tanden poetsen. Hierbij gold: hoe verder stroomopwaarts je stond, hoe schoner je werd. We werden aardig bezig gehouden, hoewel ik me van specifieke biologie-activiteiten niet anders kan herinneren, dan dat we midden in de natuur leefden, ver van de bewoonde wereld. Wel dat we een wandeling door de heuvels in de omgeving hebben gemaakt onder leiding van een gids, die er een moordend tempo op nahield. Ook zijn we een keer met de busjes, die we gebruikten voor het transport, onder leiding van ex-coureur Ron Alblas op het circuit van Francorchamps wezen racen. We waren er al enkele keren langs gekomen tijdens onze omzwervingen. Op een gegeven moment werd de verleiding te groot en hebben we enkele rondjes in recordtijd afgelegd, in onze busjes zonder spoilers!

In 4B2 hadden we (in datzelfde jaar) louter jongens. We hadden een keer het plan opgevat om de lerares Frans uit haar evenwicht te brengen. Dat moest gebeuren door het tonen van allemaal blote jongensbenen en dus stapten we na twee uur gymles gewoon gekleed, op de sportbroekjes na, haar lokaal in voor het afsluitende uur Frans. Wij hadden daarmee niet haar uit haar evenwicht, maar zij ons. Want, voor straf mochten we ons niet meer verkleden, moesten we zo het hele lesuur blijven zitten en daarna ook zo naar huis!

Maarten van Vliet, klas 4B in 1969-1970

(Deze anekdote behoort bij de foto uit de IJmuider Courant van 27-02-1968. Zie via 'Historie', gebouw.) Hier volgen mijn dagboekaantekeningen van 26-02-1968: "Gisteren stonden we in de pauze voor lokaal 2 met een paar jongens en meisjes te kletsen. Opeens zei Kees van Rij: 'kijk daar eens'. Stond er in het raam van de VGLO een fotograaf. Ik zei tegen Liesbeth: 'morgen staat die foto in de krant en dan staat erbij: 'dit zijn de leerlingen van de Prins Bernhard HBS die over een paar jaar moeten verhuizen naar hun nieuwe schoolgebouw'. Nou, het is nog waar ook. De foto staat in de krant. Ik plak hem in mijn dagboek. Helemaal op de voorgrond staan Albert Kozijn (midden), Kees van Rij (links) en Arjen Hiemstra (rechts). Ik sta met Liesbeth, Trudi, Jantine en Maartje er net voor. Wat een leuke school, he? Er staat bij, dat de situatie onhoudbaar is geworden. Nou, ik vind er niks onhoudbaars aan. Ik hoop dat het nog lang duurt voordat de nieuwbouw klaar is. Het is net zo gezellig in die houten keet..."

Elly Michielsen, klas 2B in 1967-1968
Op een bepaalde dag in de week gaf ik les naast het lokaal waarin collega Klinkhamer af en toe muziek draaide. Gelukkig was het klassieke muziek! Paul van Tongeren en ik luisterden altijd aandachtig en na afloop van de les wisselden van gedachte over welke muziek er gedraaid was. Meestal waren we het eens. Op een keer draaide Klinkhamer een grammofoonplaat van een Brandenburger concert van Bach. Ik kon niet nalaten even langs Paul te lopen en hem dat te melden. Hij was het met me eens. Maar Bach schreef er zes. Even later stak Paul twee vingers omhoog. Ik meende echter dat het het vijfde was en stak vijf vingers omhoog. Dat andere leerlingen daar niets van snapten, hebben we maar zo gelaten.

Een onvergetelijke les! Op een eerste april hadden leerlingen stinkbommen meegenomen. De vraag was, wanneer ze ze moesten 'benutten'. Het eerste uur durfden ze nog niet. Het tweede uur hadden ze een zwangere lerares, dus deden ze het niet (lief hè), het derde uur kregen ze onverwacht vrij, dus bleef het vierde (voor hen laatste uur) over. Dat was dus mijn lesuur. Jammer voor hen, maar ik was op de hoogte van hun voornemen en had mijn plan al getrokken. Halverwege de les rook ik de verwachte lucht. Met een "het stinkt buiten" werden alle ramen gesloten. En toen moest ik uiteraard even weg, naar Slotboom. Toen ik met hem in het lokaal terugkwam, hebben we de inmiddels weer geopende ramen opnieuw gesloten onder het motto "de lucht van buiten moet niet het lokaal binnen dringen". Vervolgens zijn we buiten (bij een raam van die klas) een uitvoerig gesprek aangegaan tot het einde van het lesuur. We hebben de ramen toen weer snel opengezet, want ik moest later in die klas nog lesgeven!    

Meneer Roosendaal, leraar (kunst)geschiedenis en staatsinrichting PB & Ichthus '1961-1972'

Nog twee herinneringen van Egbert Helder. Op dinsdag hadden wij een idioot rooster. Eerste lesuur aardrijkskunde (of geschiedenis). Tweede lesuur godsdienst (daar deed ik nooit iets voor, wij waren thuis niet gelovig). Derde en vierde lesuur tekenen. Dat was voor mij ook al een grote plaag en het vijfde en zesde lesuur biologie, ook al een ramp! Op een keer ging dominee Gerritsen mij allerlei vragen stellen. Ik wist er helemaal niets van en vertelde heel eerlijk, het boekje niet open te hebben gehad. Ga dan de klas maar uit. Oké, geen probleem. Ik ging weleens naar Slotboom, maar in rotklusjes had ik niet altijd zin… Broekhuysen liep langs. “Waarom sta jij op de gang? Niet geleerd meneer…”  Na de pauze, om kwart over tien, liep ik al pratend met wie dan ook, het tekenlokaal in. Ik nam alles zoals het kwam. Ik had toch zo'n hekel aan dat tekenen. Ik kon er ook niets van. Wij hadden weleens aquarelleren, maar bij mij was dat een hele natte rotzooi. Meneer Kamerik had mijn gemopper gehoord en ik kon alweer vertrekken. Pech had ik weleens en ja, Broekhuysen liep weer langs. “Sta je nu alweer op de gang, met tekenen? Wat heb je gedaan? Eigenlijk weet ik dat niet meneer, maar ik vind het niet erg, ik teken niet graag”. Na een tijdje ben ik gewoon naar huis gegaan. De volgende dag moest ik bij Bierling komen. Dat was minder, ik kon beter opschieten met Broekhuysen… Twee keer de klas uitgestuurd en halverwege de dag naar huis gegaan: ik kreeg ze onder uit de zak. De dinsdag heb ik toen maar uit mijn lesrooster geschrapt. Mijn ouders waren niet zo heel erg blij met me. Maar, wat had ik nou eigenlijk misdaan? 

Wij hadden ook een jaar het derde uur gym, één uurtje. Dan fietste je naar het gymlokaal, een paar kilometer van de Venusstraat. Ik vond dat niet normaal. Het vierde uur hadden we Frans van mevrouw Dörr. Ik vond haar een strenge, maar wel lieve vrouw. Je kon bij haar wel aardig inschatten, wanneer er een schriftelijke overhoring kwam. Als je dat wist, dan ging een normaal mens toch niet gymmen? Zeker niet voor 20 minuten! Ik leerde dan soms in de fietsenstalling, soms op een muurtje. Dörr las ook altijd de cijfers voor. “Egbert Helder een 1”. Ik kon mijn cijfers altijd wel een beetje inschatten en dit kon niet waar zijn. Toen ik mijn blaadje terugkreeg, zag ik, dat ik nauwelijks iets fout had gedaan. Een cedille vergeten, of een accent verkeerd. Mij niet aardig vinden, daar had ik toen al alle begrip voor, maar het moest niet te gek worden. Bezwaar gemaakt en tja, ik kreeg 9,5. Dat scheelde toch veel vergeleken met een 1…

Egbert Helder, klas 3A in 1963-1964
De eerste drie schooljaren was er nog geen bovenbouw (klassen 4 en 5) in IJmuiden. Er was ook geen ruimte voor. Wie de derde klas had doorlopen, moest in Haarlem weer verder. Na uitbreiding met een paar lokalen kon in het seizoen '61-'62 wel aan 4e-klassers les worden gegeven. Bij gebrek aan vaklokalen werden practicumlessen echter nog op het Marnix in Haarlem gedoceerd. De hele klas ging dan op de fiets, via de Duin- en Kruidbergerweg, onder leiding van conciërge Slotboom, naar Haarlem. Tja en juist op die tijd keerden de IJmuidense meisjes, die de huishoudchool in Haarlem bezochten, naar huis terug. Ook via de Duin- en Kruidbergerweg...     

Tijdens het uitstapje naar België in 1966 beklommen we te Brugge de Belfort. Van bovenaf had je een prachtig uitzicht over de stad. Toen we naar beneden gingen, bleven een paar leerlingen nog even "nagenieten van het uitzicht". Piet Smit besloot van de gelegenheid gebruik te maken om nog wat hoger te klimmen, namelijk op de balken, vlak onder de luidklokken. Zoiets kon je beter niet doen om één minuut voor het hele uur... Naar zijn zeggen donderde hij van schrik bijna van de balk af. Hij was in ieder geval wel binnen de kortst mogelijke tijd beneden!

Volgens leerlingen die als boer meededen in het toneelstuk 'Don Quichot en de bruiloft van Kamacho', was het hoogtepunt het moment waarop de boeren edelman Basilius mochten aftuigen. De 'boeren' vonden het een plezier om hem (leraar De Vries) met stokken te mogen slaan! Het is allemaal wel meegevallen, want de leraar heeft achteraf niet gemopperd. De regie had uit voorzorg wel gekozen voor stokken in plaats van messen, die in het stuk werden genoemd.

Collega Bosch gaf aanvankelijk een paar uur geschiedenis. Zijn schaterende lach kon je lokalen ver horen en die verstoorde menig les...     

Meneer Roosendaal, leraar (kunst)geschiedenis en staatsinrichting PB & Ichthus '1961-1972'

Opgediept uit het geheugen: juffrouw Veenendaal. Die “lieve” lange juffrouw Veenendaal vatte haar taak serieus op. Op tijd voor de klas, blozende wangen (achteraf omdat ze met Bukman in de trein had gezeten), haar haar in elkaar gedraaid in een ingewikkeld vlechtwerk achter op het hoofd. Ze had de gewoonte met de ogen te knipperen. Dat deden we allemaal, gelukkig, -ieder mens knippert met de ogen-, maar háár interval was heel speciaal. De tijd dat ze de ogen dicht had, was langer dan dat ze ze open had. Ik kon mijn aandacht dus nooit bij de les houden, omdat ik onderzoek moest doen naar de stelling: “de interval van sluiten en openen van de ogen van V is niet gelijk maar ongelijk en wel in de verhouding van 2:1”. Ieder deelonderzoekje, tijdens iedere les, concludeerde ik dat mijn stelling juist was. En toch deed ik het onderzoek steeds opnieuw. Juffrouw Veenendaal had de gewoonte hartstochtelijk te bidden aan het begin van het eerste uur. Ze was altijd zo sympathiek om vóór het bidden aan te kondigen dat ze ná het bidden een schriftelijke overhoring gaf. Die ene keer ging dat weer zo. Zangerig verkondigde ze: “Straks krijgen jullie een overhoring, maar eerst beginnen we de dag met Gods zegen”… Voor mij was dat inderdaad een zegen. Ik was al bang dat we schriftelijk zouden krijgen en had een vernuftig spiekbriefje gemaakt. (Overigens, meestal ben je langer bezig met het maken van een vernuftig spiekbriefje dan dat je een rij woordjes leert. Maar dat inzicht komt pas veel later). Juffrouw Veenendaal begon haar gebed en sloot devoot haar ogen. Op dat moment had ik gewacht! Zodra ze de ogen gesloten had, rommelde ik in mijn tas op zoek naar het briefje en legde alles strategisch op mijn bankje: boeken rechts in de hoek, etui links in de hoek, spiekbriefje erin moffelen, even een zetje... en ja hoor….! Alles duvelde met veel lawaai op de grond. Juffrouw Veenendaal opende de ogen, keek me rechtstreeks aan en zei, met nog steeds de handen gevouwen: “Emmie, ga jij er maar uit”…. Ik stond op, verdween uit de klas, sloot de deur en hoorde nog net juffrouw Veenendaal de legendarische woorden uitspreken: “Zó, Heer, hier zijn we weer….” En ze bad gewoon verder. Voor mij had deze actie niet veel consequenties: Slotboom blééf lachen; steeds moest ik het verhaal voor hem wéér herhalen en het schriftelijk maakte ik niet mee. Juffrouw Veenendaal is er nooit op teruggekomen. Misschien dacht ze dat ik thuis flink onder handen werd genomen over dit oneerbiedige gedrag. Maar daar kwam het verhaal in de vitrine van kleurrijke, gesproken anekdotes. Een etalage die we graag en vaak vulden. Door toeval kruiste mijn pad het pad van juffrouw Veenendaal weer. Toen als mevrouw Bukman. Over bidden en spieken zwegen we beiden.

Met meneer Kik en mij is het nooit wat geworden. Hoe het kwam, weet ik niet, mijn hoofd, mijn haar, mijn blik, mijn houding… who knows… maar iedere inspanning voor zijn vak werd altijd beloond met een 1. Wanneer hij in een goede bui was een 2 en met een 3 werd ik thuis onthaald met taart. 300% vooruitgang! Na een reeks enen en tweeën kreeg ik de kans een proefwerk over te maken. In de leraarskamer. In zijn nabijheid. Zeer geruststellend, zou je zeggen. Meneer Algra zat er ook en hij moet mijn angstzweet geroken hebben, want hij zei: ”Zeg Kik, weet je zelf wel waar steenkoolgebieden in Engeland zijn…” Kik veerde op; blij kennis te kunnen etaleren en somde de gebieden bij wijze van overhoring op. Ik begon prompt te pennen. Het eerste en enige proefwerk met een 7. Dankzij Algra!

Van Kik herinner ik me ook het verhaal, dat hij altijd over de Heerenduinweg naar de Venusstraat reed. Met de auto. Ging prima, tot de dag waarop zijn sinaasappeltje uit zijn tas viel. Op zich niet zo heel erg, maar wel toen hij moest remmen en het sinaasappeltje zich verstopt had onder zijn rempedaal. Gevolg: frontaal tegen een lantaarnpaal. Als een donut er rond omheen. Boze tongen beweerden dat hij bij de gemeente de beschadigde lantaarnpaal   gevorderd heeft, nadat hij de vervangingswaarde betaald had. Nu was deze immers zijn eigendom? Mythe? Werkelijkheid?

Verkiezingen. Ieder jaar waren er verkiezingen voor de leerlingenraad. De gangen van de school hingen vol met namen en aanbevelingen voor wie we moesten kiezen. Deze periode was altijd een onrustige tijd. ‘n Beetje anarchistisch. Ik herinner me dat we in zo’n week met een stel de leraarskamer in een pauze op slot draaiden. De pauze was voorbij, scholieren stroomden binnen, kregen geen les… en in een mum van tijd verspreidden al die mensen zich over de Planetenweg (snackbar) en de supermarkt (Blom?) of gingen gewoon weg. We werden gestraft voor deze daad. Drie dagen van school verwijderd. Wat een heerlijke tijd was dat! Drie dagen. Een zee van tijd. In dat jaar werd ik gekozen in de raad en bleef trouwens óók zitten. Je kunt niet overal goed in zijn!

Emmie van den Berg, klas 2B in 1962-1963

In de 3e, 4e en 5e  klas (B-richting) kregen we wiskundeles van meneer De Boer. Hij oogde altijd een beetje somber en zijn hoofd begon te wiebelen als hij boos werd. Ik kan me niet heugen, dat hij leerlingen de klas uitzette of strafwerk gaf. We waren een beetje bang van hem en hij hield daarom prima orde. Hij was een (gereformeerde) leraar, die werk maakte van het openingsgebed het eerste uur en niet zo maar het "Onze Vader" afraffelde van een briefje, zoals meneer Koops (tekenen) of Alblas (aardrijkskunde) deden. Meneer De Boer was wel erg schools, zoals dat in die tijd op onze HBS algemeen gebruikelijk was. Hij controleerde of je het huiswerk had gemaakt. Maar hij was tevens een hele goede wiskundeleraar, die de stof helder kon uitleggen. Hij ging in een rap tempo door het boek heen, zodat we aan het begin van de vijfde klas eigenlijk alle stof al hadden behandeld. Vanaf dat moment, tot aan de examens, deden we niets anders dan sommen maken uit de onvolprezen "Kruitbosch", de bundel met examenopgaven van jaren her. Dat was natuurlijk een perfecte examenvoorbereiding. Alle trucjes kende ik en alle mogelijke variëteiten in examenopgaven passeerden herhaaldelijk de revue. Voor de wiskundevakken was het examen voor de meesten van ons dan ook een eitje. En aan die goede wiskundebasis heb ik bij latere studies heel veel gehad. Meneer De Boer: bedankt!

Harm Bosman, klas 4B1 in 1967-1968

Niet iedere leerling begon op de PB in de eerste klas. Wij kwamen in 1963 met ons drieën van de Groen van Prinsterer Mulo: Roos Smit, Riekelt de Boer en ik. We hadden daar al 4 jaar met elkaar opgetrokken en nu, Mulodiploma A op zak, kwamen we naar de Prins Bernhard HBS. Dat was in ieder geval voor mij een totaal nieuwe wereld en dat had niet alleen betrekking op het gebouw. Riekelt en ik bleken in de 3e klas te moeten beginnen. Twee jaar achterop en dat was best even slikken. Roos mocht echter in de 4e klas beginnen en aanvankelijk begreep ik daar helemaal niets van (ik vond het ook eigenlijk niet eerlijk). Het verschil bleek te zitten in onze keuze voor HBS-A (Roos) of HBS-B (Riekelt en ik). Wij hadden blijkbaar voor de moeilijkste variant gekozen. Mulo A en HBS A sloten met één jaar verlies op elkaar aan; met HBS B was dat dus twee jaar. Na mijn inschrijving als nieuwkomend leerling bleek de boekenmarkt al voorbij te zijn, dus moesten de leerboeken allemaal bij boekhandel De Vries in Haarlem worden gekocht. Sommige waren eerder gebruikt, maar de meeste moesten nieuw worden aangeschaft. De meeste indruk op mij maakte het natuurkundeboek: glanzend zwart met een afbeelding van een soort kernreactie. Het boek staat op de website. ‘Natuurkunde op corpusculaire grondslag’, geschreven door een dr. en een drs. Geen idee wat me te wachten stond. Wel had ik, vanwege mijn komst van de Mulo, het advies gekregen om dat boek alvast maar eens door te kijken. Het sloot namelijk aan op een boek van de 2e klas, maar die had ik niet meegemaakt. Vanwege mijn goede Mulo-cijfers voor natuurkunde was ik aanvankelijk vol vertrouwen, maar dat viel dus behoorlijk tegen. Mijn achten en negens van de mulo smolten op de PB ‘als sneeuw voor de zon’. Dit tot radeloosheid van meneer Van Hoek die mij het vak maar niet bij kon brengen. Voordat de rapportcijfers door hem aan het papier werden toevertrouwd, nam hij ze meestal met een uitgebreide ‘motivatie’ met ons door. Bij het laatste rapport was het zover gekomen dat hij mij vroeg of ik een 2 of een 3 op mijn lijst wilde hebben. De keus lag, tot hilariteit van de klas, voor de hand: een 3 natuurlijk. En zo geschiedde. Op mijn examenlijst heb ik dat nog tot een 4 weten op te krikken. (En dan te bedenken dat mijn zoon inmiddels tot dr. in dit vak is gepromoveerd!) Iets vergelijkbaars overkwam me met het vak stereometrie, maar met een gelukkiger afloop. Op mijn laatste drie rapporten prijkte voor dit vak -met moeite- een magere 4. Maar, wonder oh wonder, op mijn examenlijst stond er opeens een fraaie 8! Het leverde me bij het afscheid, naast het exemplaar van het New Testament, nog een plagende korte ‘speech’ en een persoonlijk cadeau van meneer Algra op: een door hem gesigneerd boekje over zíjn vak, wiskunde.

Ton Kalkman, klas 3B in 1963-1964

Egbert is nog meer te binnen geschoten! Biologie vond ik helemaal niets. Wij hadden het altijd twee lesuren achter elkaar. Vreselijk! Aan het eind van zo'n martelgang zei Van Zalinge: "De volgende keer gaan wij het hebben over de voortplanting". Ik denk dat het in de vierde klas was. Voorlichting was er in ons gezin wel een beetje, maar niet echt. Ik wist meer niet, dan wel. Ik had wel een oudere zus, maar... Niemand sprak erover, ik misschien weleens wat met hele goede vrienden, maar verder toch niet. Van Zalinge had natuurlijk onze aandacht en we keken zelfs uit naar de volgende les (dan moest je toch wel onder de indruk zijn). Op zijn bekende trage wijze opende hij de volgende les. Twee lesuren over de voortplanting! De meeste leerlingen hadden net voor de eerste keer gekust, of keken daar heel erg naar uit. 'De voortplanting' zei Van Zalinge en vervolgde met de toch wel wonderbaarlijk mooie woorden: "het stekelbaarsje". Ik denk niet dat een leraar of spreker ooit zijn gehoor zó in elkaar heeft zien zakken. Later vond ik het toch wel grappig!

Ik las iets over meneer Laan. Jonge vent, ik vond hem wel aardig. In het scheikundelokaal was een 'zuurkast', waarom die zo heette en wat het nut ervan was, weet ik niet. Ik zat er pal naast. Het was eigenlijk helemaal geen kast! Het leek meer op een soort doorgeefluik. Bij Chinese afhaalrestaurants zie je zoiets vaak. Zwavelzuur op koper, wat krijg je dan? Mogelijk wist Paul van Tongeren het, maar de meeste anderen en ik niet. Zwavelzuur (H2SO4) dat wisten we wel en koper (Cuprum). Geen idee wat daarvan kwam. Ik zat eerste rang en kon het mooi bekijken. Aanvankelijk gebeurde er niets. Toen gingen die koperkrullen ineens roken! Bruine wolken kwamen de klas binnen, het stonk en sloeg op je keel. Dus, de gangdeur open en naar buiten. Hoestend en proestend en vooral lachend. Het was toch wel een hele leuke school...

Egbert Helder, klas 4B2 in 1964-1965

Voor kunstgeschiedenis was kennelijk geen goede methode voorhanden. Meneer Roosendaal deelde stencils en vellen met plaatjes uit. In de tekst stonden verwijzingen naar de plaatjes. Van de stencils en de plaatjes moesten wij een net plakboek maken. Hieraan heb ik nog zeer bijzondere herinneringen. Waar iedere normale leerling de plaatjes gewoon met een schaar uitknipte, had ik van mijn moeder geleerd om dat te doen met behulp van een zinkplaat, een grote driehoek en een mes. Het moet gezegd, je kreeg op die manier wel mooie, recht uitgesneden plaatjes. Echter, je moest wel goed opletten wat je deed. Een klein moment van onachtzaamheid kon fatale gevolgen hebben. Dat gebeurde mij dus. Op een zondagmiddag was ik in de huiskamer bezig met het snijwerk, toen ik even werd afgeleid. Gevolg was dat ik mijn mes enigszins scheef hield. In plaats van langs de driehoek schoot het er overheen, recht over mijn wijsvinger en dwars over mijn duim. De nagel van mijn wijsvinger was finaal door en rondom mijn duim zat ook een flinke snee. Het bloed spoot eruit. Wat deed iemand in zo'n geval. Precies, je snelde naar je moeder. De mijne kon alleen zeer slecht tegen bloed zien. Het enige wat ze nog kon uitroepen bij het zien van het plasje rood vocht, dat zich mijn hand vormde, was: 'ga naar je vader, ga naar je vader'. De volgende morgen verscheen ik op school met twee vingers stevig ingepakt. 'Helaas' was het wel mijn linkerhand die gewond was geraakt. Ik kon met mijn rechterhand nog uitstekend schrijven. Het goede cijfer (een van de weinige dat jaar), dat ik uiteindelijk kreeg voor het plakwerk, maakte de geleden pijn wel weer goed! (Voor het knip- en plakwerk van Sytske e.a.: zie Lesmateriaal. Red.)

Sytske Visscher, klas 1D in 1965-1966

Marie de Goede was een heel leuk meisje om te zien. Een leraar noemde haar Maríe. Nee zei ze, ik heet Márie. De klemtoon was voor haar heel belangrijk. Niet het oude Maríe, maar de klemtoon moest op de eerste lettergreep. Misschien schreef ze het zelf ook wel als Marrie. De leraar snapte er helemaal niets van en de leerlingen ook niet! Zelden zal in de eerste minuten van een lesuur zo vaak de naam Marie gevallen zijn. Als ik haar aansprak, wat ik toch al niet zo goed durfde, dan oefende ik eerst even voor mezelf… 

Gerke Beetstra was kennelijk niet zo populair bij meneer Duyzer (ik mocht Duyzer wel). Gerke was een leuke, aardige jongen. Zijn vader was bakker. Ik ben weleens bij hem  thuis geweest. Gerke hakkelde. Helemaal niemand zei daar ooit iets over, dat was ‘not done’ om maar even bij de les van meneer Duyzer te blijven. Duyzer kwetste Gerke eens wél met een rotopmerking. Een golf van verontwaardiging ging door de klas, gevolgd door een daverend gelach. Duyzer was scheel en Gerke produceerde als repliek de mooie zin: ie....ie.....ie....iedere gek heeft z’n gebrek!  

Piet de Boer was een klasgenoot om wie je regelmatig moest lachen. Altijd vrolijk en overal de zonzijde van zien. Ik meen, dat het meneer Leeuwenstein was met staatsinrichting, maar ik geloof iedereen, die zegt dat het een ander was. De leraar las de namen op van de leerlingen en dan moest je je vinger opsteken. Piet de Boer, géén vinger. Hé, is Piet de Boer er niet? Hij keek in het bekende klasseboek. Piet stak aarzelend zijn vinger op, misschien bedoelt u mij, maar ik heet Pierre de Boèr! Mevrouw Dörr zou trots op hem geweest zijn. Ik vond het geweldig, maar Piet zal wel weer op de gang gestaan hebben.  

Van Zalinge ontbreekt in geen enkel schoolverhaal. Ik had een hekel aan hem, die langzame slome spraak. Ik kon er niet tegen! Bloemen en planten, ik liep er niet warm voor. Hij wist dat ik een hekel aan hem had. En omgekeerd was het, denk ik, ook zo. Een proefwerk, dat was in mijn tijd iets zeldzaams met biologie. Het ging over desoxyribonucleïnezuur (DNA). Va Zalinge was zijn tijd wel een beetje vooruit. Henk Offerhaus was mijn schoolvriend, wij zaten naast elkaar. En we keken probleemloos af. Eigenlijk was het geen afkijken, ik legde mijn papier zó neer, dat hij het heel makkelijk kon lezen en hij deed dat ook voor mij. Van Zalinge las de cijfers voor. Je moest wel heel weinig weten om geen 6 te krijgen. De alfabetische volgorde kende iedereen uit z'n hoofd. Ria Aling, Anke de Boer, Piet de Boer enz. Bij de H werd ik overgeslagen. Wat was dat? Bij de O sloeg hij mijn vriend Henk Offerhaus ook over. Ik dacht: nee hè, want ik kende van Zalinge. Toen zei de toch wel grappige Van Zalinge: en dan heb ik nog Egbert Offerhaus en Henk Helder, zij hebben een samen een 10. Goed gedaan zo met z'n tweetjes, dus jullie krijgen een 5. De klas lachte, maar wij hooguit als een boer die kiespijn had. Op het rapport hadden we toch een 7 en ik vond hem minder onverdraagbaar. 

Van Maanen was een leuke man. Er werd wel eens gezegd, dat hij soms 2 verschillende schoenen aan had. Maar ik keek nooit zo goed naar leraren. Wat sommige meisjes aanhadden, dat wist ik weer wel. Bij meneer van Maanen moesten wij altijd gedichten voordragen. Ik vond dat vervelend. ‘De tuinman en de dood’: Een salvo klinkt, de dood is slechts een kogel… ‘De achttien doden’:  Een cel is maar 2 meter lang enz. Het trok wekelijks aan ons voorbij. In onze gedichtenbundel stond een heel kort gedicht. ‘De visser van Ma Yuang’, of zoiets. Een regeltje of 6 en dan nog 2x dezelfde. En daar tussen rust de visser… Ik was zo klaar, dacht ik, maar dat mislukte deerlijk. Van  Maanen ging allerlei vragen stellen. Wat bedoelde de dichter? Tja, ik had geen idee. Ik vraag me nog af, of iemand dat wel wist! 

Bierling was mijn favoriete leraar (mevrouw Oostenrijk ook wel). Hij vertelde zo mooi, dat je ademloos zat te luisteren. Ik voelde me soms Achilles, of later Willem van Oranje zelf. Ook hij mocht mij niet zo. Als -zoals gebruikelijk- iemand voor de klas moest komen, dan stelde hij vragen, waar iedereen het antwoord op wist. Ik dus ook. Als ík voor de klas moest komen, dan stelde hij vragen waar geen sterveling het antwoord op wist! Het was ook niet behandeld in de klas. Ik heb dat altijd raar gevonden...

Egbert Helder, klas 3A in 1963-1964

Vanaf mijn twaalfde verjaardag houd ik een dagboek bij. Als scholiere schreef ik in een dagboekje met een slot erop, dat ik goed wegstopte in een lade van mijn bureautje. Niemand mocht daar in lezen! Op school hield ik een meer openbaar dagboek bij. Ik was eigenlijk altijd aan het schrijven, maar dat waren niet -zoals de leraren waarschijnlijk dachten- aantekeningen van hun lessen, welnee, ik observeerde mijn klasgenoten en schreef daarover. En dat leidde bijvoorbeeld tot het volgende verslagje: klas 2H1 tijdens een geschiedenisles door meneer Roosendaal. Roosendaal: “…, de vierde bepaling was dat....blabla...” H.K.: zucht, H.D.: kijkt ernstig,  R.V.: kijkt naar zijn duim, P.M.: gooit propje, H.K.: ook, E.M.: schrijft, I.R.: schrijft, G.d.V.: lacht naar W.d.B., L.K.: schrijft, B.d.J.: slaapt, G.J.: snuift, A.H.: tekent, A.v.d. M.: kijkt naar haar duim, K.H.: luistert, C.K.: doet alsof hij luistert, J.W.: schrijft, S.K.: kijkt kwaad, L.M.: kijkt naar H.K., J.P.: heeft last van de zon, P.K.: is verdrietig, N.V.: belangstellend, W.S.: gluurt, C.V.: kauwt, W.d.B.: praat tegen G.d.V., S.v.d.R.: verveelt zich. Roosendaal: “.... en pikten ons Nieuw Nederland af, het tegenwoordige New York”. Nou, zeiden wij, dat is helemaal mooi...” Tot zover dit live-verslag vanuit de Prins Bernhard HBS in het jaar 1968. Ik zal de initialen niet nader bekend maken. Het is voor niemand leuk om dertig jaar later te moeten toegeven, dat je tijdens de boeiende geschiedenislessen van Roosendaal zat te slapen…

Elly Michielsen heeft in het najaar van 1968 haar klasgenoten gevraagd, iets in een kladblok te schrijven aan haar nageslacht. Haar klasgenoten van 2H1, waarvan de meisjes een alternatieve voornaam hadden gekozen, hebben grotendeels gehoor gegeven aan de oproep om "een brief aan de toekomst" te schrijven. Elly heeft e.e.a. 'gecensureerd' en er een selectie uitgekozen. Wie het lezen wil, kan dat doen door hier te klikken.

Elly Michielsen, klas 1B in 1966-1967

Mijn getuigschrift 3-jarige HBS kreeg ik met een rapport dat zeer dubieus tot stand is gekomen. Elke leraar werd door mij gevraagd om enige coulance, want ik vertrok van de HBS naar de HAVO... Ja ja, die was sinds kort ook in IJmuiden. Na een lange tijd van vergaderen begreep ik van mevrouw Verspuy, dat men mij graag zag vertrekken. Met 3 x 5 en een 4 kreeg ik toch een getuigschrift!!! En mocht ik toch naar de 4e willen, dan had ik twee taken. Ik heb het rapport en getuigschrift ter beschikking gesteld! (Zie bij ‘Doel/resultaten, red.). Uren kan ik vertellen over mijn schooltijd op de PB-HBS. Ik was geen echte studiebol. Alles was interessant behalve leren, dus elke klas doubleren was het gevolg. Op de HAVO was het trouwens niet anders. Achteraf is gebleken waarom het zo verliep. Ik was namelijk toendertijd een nog niet onderkend ADHD-ertje en ‘hoogbegaafd’ om elke test steevast goed te maken!

Piet Hoekstra, klas 3H3 in 1969-1970

In de zesde klas van mijn lagere school (Da Costaschool, Velsen-Noord) kregen de kinderen met aanleg voor hoger onderwijs speciaal bijles, ter voorbereiding op het toelatingsexamen. Op een zonnige dag in 1963 togen we met een groep van 12 naar IJmuiden, om toelatingsexamen te doen. Ik herinnner me nog goed, dat ook meneer De Vries (gymleraar) ingezet was bij de toelatingsexamens: hij nam het vak hoofdrekenen af. Hij sprak geen woord, kalkte een som van zijn lijstje over op het bord en veegde die na een paar seconden weer uit...

 
Harm Bosman, klas 1C in 1963-1964
Hans heeft zijn agenda van het schooljaar 1959-1960 recent nog eens doorgenomen en daaruit een geïllustreerde bloemlezing gemaakt. Het wel en wee van 2e-klassers van toen, is her te beleven! Dat kan door hier te klikken !
Hans Wendte, klas 2H4 in 1959-1960

"Ja, ik zag het grote artikel in de IJmuider Courant.....prachtig. Die beginjaren weet ik nog best. Ik was regelmatig in de school te vinden. Om mijn vader te helpen en maatjes te zien van mijn oude school, de Julianaschool. Voorts hielp ik mijn vader altijd in de schoolvakanties met het schoonmaken. Hij stond er toen alleen voor. Man, ik zal wat van die wanden in de gang hebben schoongemaakt!"

(Arnold heeft een aantal foto's van evenementen -waarop wijlen zijn vader staat- ingestuurd).

Slotboom's zoon Arnold, "vakantiewerker"

Meneer P. van Zalinge, leraar biologie vanaf 1958. In mijn herinnering was hij een bijzonder gepassioneerd leraar biologie, vooral in de bloemetjes. Voor zijn entree op de dependance in IJmuiden gaf hij al jaren les op het Marnix van Sint Aldegonde Lyceum te Haarlem. Hij woonde in Haarlem-Noord. Op zijn fietstocht naar IJmuiden, langs de ruïne van Brederode, Velserend en Driehuis-Westerveld, zag hij het eerste klein hoefblad (geen paardenbloem), het eerste groot hoefblad en de eerste salomonszegels bloeien. Hij meldde dat direct in de klas. Door hem leerden we look-zonder-look (de geur!), maar ook de stinkende gouwe (breek het steeltje!) herkennen. Het leeuwenbekje leerden we in de keel kijken en we zagen het onderscheid met de ratelaar. Eén van onze activiteiten was het aanleggen van een herbarium. We leerden determineren en de dikke rode "Flora" gebruiken. We leerden hoe we een bloem moesten drogen, met krant en pers. Op speciale bladen van grijs papier plakten we ons eigen speenkruid en de madelief met plakband vast. Het onhandige grote formaat van deze bladen moet bijgedragen hebben aan de vernietiging van herbaria bij vele leerlingen. Van Zalinge had grote eerbied voor de natuur. Dat was werk van de Schepper. Hij stelde het niet op prijs als opgemerkt werd dat het rotweer was. Kritiek op het werk van de Schepper kon niet! Een christelijk leraar van zijn tijd?

Hans Wendte, klas 1F in 1958-1959

Nog meer bijdragen van Leen Koper! Ik kan me herinneren, dat op een bepaald moment er een lerarentekort heerste. Toen hebben we les gekregen van een aantal onbevoegde (?) docenten, die op zaterdag lesgaven en door de week bij Hoogovens werkten. Van zo iemand heb ik twee jaar aardrijkskunde gehad. Hij heette van der Ham!

In 2007 vieren "we" het 50-jarig bestaan van een verenigd Europa, maar indertijd hebben we ook iets gevierd, ik dacht in 1965, met een gezamenlijk Europa-nummer van een schoolkrant, die op vrij glossy papier verscheen, op vol formaat. Een samenwerkingsproject met een aantal scholen uit Haarlem. Hierin was ik als redacteur afgevaardigd namens de Prins Bernhard HBS. De andere deelnemers waren van het Marnix lyceum, de Alma Mater MMS en nog een paar scholen, waarschijnlijk alle op religieuze grondslag. Het was al heel wat, dat wij samen mochten werken met een katholieke MMS, maar de heidenen zullen wel buitengesloten zijn geweest...

Na het geslaagde eindexamen 1966 (iedereen was geslaagd) besloot klas 5a als afsluiting van de HBS-tijd, tezamen met meneer Van Maanen, de klasse-leraar, een keer uit eten te gaan. Van Maanen wist wel een leuk chinees/indisch restaurant in Amsterdam en daar gingen we naartoe, in drie auto's. Voorop Van Maanen met zijn Ford Taunus 12M, dan Arjen Kemp met de Ford Mustang van zijn vader, beide auto's afgeladen met leerlingen en tot slot Leen Koper en Jan Tanja, samen in de Fiat 500 van zijn moeder. Op de Stadhouderskade dreigde de Fiat de andere auto's kwijt te raken. Geen probleem, het dak werd opengeschoven en Leen kon staande in de auto, die tot even over zijn knieën reikte, over het andere verkeer heen kijken en met vingerwijzingen Jan de goede kant opsturen. Uiteindelijk op de Overtoom beland, waren er slechts twee fatsoenlijke parkeerplaatsen beschikbaar en helemaal in een zijstraat parkeren, deed je natuurlijk in die jaren niet. Slechts een miniem plekje, waar je onmogelijk kon inparkeren, was nog beschikbaar. Geen nood, nadat de Taunus en de Mustang geparkeerd waren, werd met vereende krachten de Fiat 500 opgetild en op de minieme "parkeerplaats" gezet en het hele stel kon rustig gaan eten! 

Leen Koper, klas 1F in 1960-1961
Mevrouw Dörr (Frans) had op een dag haast, heel veel haast om na de lessen de trein te halen. Ze was licht in paniek, wat niet echt bij haar hoorde. Ik bood haar aan haar -achterop mijn fiets- te brengen. Zowaar, dat wilde ze wel. Wat wel bij haar hoorde, was een zeker, bovengemiddeld gewicht. Dat heb ik geweten. Na de rit lagen de meeste spaken uit mijn achterwiel. Gebroken en eruit gedrukt. Mevrouw Dörr was me wel heel dankbaar!

Tijdens de zeilweek in Grouw, met als thema "De Tweede Wereldoorlog", hadden we veel plezier. In de toiletruimte voor jongens werden ook de docenten wel besproken. Zo dacht ik op een keer, dat mijn vriend daar naast me stond (de toiletten waren gescheiden door deurtjes). Ik maakte toen veel grappen over meneer Bierling die niet allemaal even kies waren, maar ja, jongens onder elkaar niet? We verlieten gelijktijdig het toilet, de deurtjes gingen open en wie kwam er uit het toilet naast mij? Je raadt het al: meneer Bierling! Ik wist niet waar ik kijken moest en ik kon het doen met een gepast en minzaam lachje, zonder een woord erover. Oef! Het heeft onze goede relatie toch niet erg geschaad en dat vind ik nog steeds erg professioneel!

Ik behoorde tot de eerste groep die HBS-B eindexamen deed in 1963. Natuurkunde was mijn favoriete vak en we hadden er meneer Kuhlemaijer als leraar voor. Hij was goed, maar als hij tegen je sprak kwam er teveel mondwater mee. Wij deinsden dan demonstratief achterover om het schoon en droog te houden. Het natuurkundelokaal lag aan het eind van de gang, in een hoek. Af en toe, als de ramen opengingen, hoorden we de vogels en soms ook een draaiorgel. Op een keer besloten  we onder elkaar te lappen en spraken met de "draaiorgelist" (orgelman) af, dat hij een heel lesuur direct naast het lokaal zou gaan draaien. Dat stoorde bij de uitleg van de wetten van Boyle natuurlijk geweldig. Meneer Kuhlemaijer deed het raam open en verzocht de man weg te gaan. Deze orgeldraaier bleek echter van het betaalde soort te zijn. Wij lagen "plat" bij iedere keer, dat hem opnieuw en met steeds meer aandrang werd gevraagd om te vertrekken...

Nog een voorval tijdens een natuurkundeles! Op de balie brandde een bunsenbrander met een flauw, blauw vlammetje, nauwelijks zichtbaar door de volle zon. Kuhlemaijer ging tijdens de uitleg van iets, vóór de leerlingen op de balie zitten. Hij merkte niet dat zijn colbert contact had gemaakt met de waakvlam. Hoezo waakvlam? Wij zagen rook en zeiden dat hij in brand stond. Dat moest wel een grapje van leerlingen zijn en dus ging hij gewoon door met lesgeven. En wij maar aandringen: "Meneer, u staat in brand!!". Spoedig begreep hij dat het hier om leven en dood ging. Hij trok met spoed zijn gehavende colbert uit en liep naar de amanuensis-ruimte ernaast. Het gaf heel wat consternatie in de klas, maar we lagen wel slap van het lachen!

Frits Vermeulen, klas 5B in 1962-1963
Toen het Prins Bernhard College fuseerde met het Gymnasium Paulinum moest er een nieuwe naam komen. Er werd een prijsvraag uitgeschreven. Ik heb de suggestie gedaan te kiezen voor Pieter Bokma College. Dat had het voordeel dat de initialen in het logo dezelfde konden blijven. Bovendien was de firma Fries en van gereformeerde huize. Ik begrijp niet waarom ik de prijsvraag niet heb gewonnen en gekozen is voor het weinig originele Ichthus College...
 
Meneer Algra, wiskundeleraar Marnix-PB-Ichthus '1958-1972'
Het verhaal 'de klapper' (zie bij Ton Kalkman) over leraar Laan is typerend. Hij was geen handige man... Bij ons wilde hij een stuk natrium of fosfor, dat onder petroleum werd bewaard afsnijden, maar hij schoot uit en sneed zich in zijn hand. Een stuk van het spul spoot over de vloer door de reactie met de lucht. Hij haalde ook de vreemdste capriolen uit om de chemische processen te visualiseren. Dan liep hij mank voor de klas om een atoom te imiteren, dat een electron te kort kwam!
Wim Tulp, klas 4B2 in 1969-1970
Klas 1C '71-'72.  Met Peter Weren (zoon van de kapper in de Snelliusstraat) hield ik wijngaardslak-races op onze tafeltjes in een klaslokaal aan de Venusstraat. Ik moest 'tig' keer nablijven bij conciërge De Ruyter, vaak ook samen met 'Siepie' (Siebrand) Agter. We moesten doorgaans zó vreselijk lachen, dat zelfs die conciërge ons glimlachend huiswaarts stuurde, omdat nablijven geen straf meer voor ons was. Onze mentrix heette juffrouw Michon, een geweldig aardige lerares Frans, bij wie Peter Weren en ik nog wel eens thuis geweest zijn. Met die lerares hebben we ook vreselijk veel lol gehad. De cijfers waren intussen prima, zelfs voor wiskunde had ik toen nog een 7 (onder Mellema), een niveau dat vanaf klas 2 is gezakt naar uiteindelijk een 2 en 3. En dan nog dit: tijdens een spreekbeurt van Ank van der Veen over de maanlandingen vertelde ze, dat er honderden, miljoenen, dúízenden mensen voor de tv zaten..... Hilariteit en een klas compleet in wanorde van het lachen! Meneer Buser wilde haar een 6 geven. Onder aanvoering van Peter Weren, Siebrand Agter en mezelf hebben we net zo hard geroepen tot ze een 7 of 8 kreeg...  Het was een geweldig leuke klas, een hele enerverende tijd. Een klas vol jonge honden en nog nét Prins Bernhard College! Ik heb meer goede herinneringen aan de IJmuidense tijd, dan aan de laatste twee jaar in Driehuis op het 'Paulinum'.
Peter van Vliet, klas 1C in 1971-1972
Meneer Kik kan ik me nog wel herinneren, maar niets over zijn fossielenhamer... Hij kwam altijd het laatste stuk lopend -vanaf de bushalte- naar school en at dan ondertussen een appeltje. Toen steeds meer docenten gemotoriseerd raakten, ging Kik ook zijn rijbewijs halen. Hij schafte een autootje aan en een van de eerste keren dat hij daarmee naar school kwam, liet hij tijdens het rijden zijn appel vallen. Toen hij die opraapte, reed hij van de weg en kwam tot stilstand tegen een paal. Auto 'total-loss'. Dus kwam Kik voortaan weer met de bus!
Ton van der Kolk, klas 3H4 in 1959-1960
Meneer Bierling, naar mijn overtuiging een van de betere leraren (zo niet de beste) op onze PB, kwam standaard binnen met twee opgestoken vingers. Daarmee beoogde hij niet een (enigermate voortijdige) victorie te kraaien. Neen, hiermee bracht hij zijn wens op het doen openen van twee ramen tot uitdrukking. Nadat dit ritueel zich tot een gewoonte leek te ontwikkelen, zaten wij eigenlijk gespannen af te wachten, of Bierling bij binnenkomst het vertrouwde gebaar weer zou maken. Dat was als immer het geval en dat bracht ons tot een (opgelucht) gelach. Volgens mij heeft Bierling nooit begrepen waarom wij lachten. Daavoor was de blik van verbazing in zijn ogen te oprecht.

Verhaal over geschiedenisleraar Van Voorst Vader, bijnaam "Pappie". Ik had de man hoog staan. Het was volgens mij in het schooljaar '66/'67, klas 2D, dat wij besloten hadden een elastiekbombardement op het schoolbord uit te voeren, zodra "Pappie" zich omdraaide (want zo laf waren wij wel). Er moeten 'verraaiers' onder ons geweest zijn. Hoe dan ook: "Pappie" kwam binnen en zei: "Het ruikt hier naar rubber". Een onvoorstelbaar goede crisisbeheersing... Sterker nog, die crisis kwam er helemaal niet meer!

Ander verhaal over "Pappie" van Voorst Vader maar met een behoorlijk persoonlijk tintje. In een geschiedkundig verhaal kwam ene Du Maurier voor. In mijn tijd op de PB was dat ook de naam van een sigaret en wel een buitensporig lange. Ik meende het een met het ander te kunnen, zo niet te moeten combineren en stelde uit puur  geschiedkundig verlangen de vraag of Du Maurier misschien een opmerkelijk lange man was geweest. "Pappie" was oprecht verbaasd over die vraag en vroeg naar de achtergrond ervan. Toen ik die had geopenbaard, sprak "Pappie" de onsterfelijke woorden: "Ja ja, Peter Stuijvesant had ook een houten poot". Op dat moment voelde ik me voor joker gezet. Mijn vraag was (werkelijk!) uiterst serieus bedoeld. Maar ik ben zijn uitdrukking tot op de dag van vandaag blijven gebruiken, wanneer iemand een 'tang-op-een-varken-vergelijking' maakt!

Voor wat betreft activiteiten: er heeft nog eens een toneelvoorstelling plaatsgevonden in de Stadsschouwburg. Vraag me niet meer wanneer en welk stuk het betrof. Wat me echter helder is bijgebleven, is, dat de souffleur beter was te verstaan dan de spelers, alsmede dat wij toen voor het eerst mevrouw Van Voorst Vader konden  aanschouwen, van wie het gerucht wilde dat het een heuse barones was. Ze voldeed niet aan het beeld, dat ik van een barones had, herinner ik mij nog. Verder werd bij die gelegenheid, met name door eersteklassers, veel voer gegeven aan het gerucht, dat meneer Van Schaik en mejuffrouw Verspuij "iets moois" zouden hebben...

Ander verhaal over mevrouw Verspuy. In onze HBS-jaren was er nog zo iets als een top-40 (van Veronica). Die was ook op papier te krijgen bij de platenhandelaar (kom daar tegenwoordig nog maar eens om, om een plátenhandelaar bedoel ik). Een dergelijke papieren versie circuleerde tijdens de les van mevrouw Verspuy. Hoog genoteerd stond het nummmer 'Gina Lollobrigida'; vraag me niet meer van wie. Wijsneus als ik was, had ik ergens gelezen dat er een nieuw Frans woord was ontstaan, alsmede wat daarmee werd aangeduid. Dus vroeg ik aan mijn buurman (iets te luid, achteraf), of hij wist wat 'lollobrigidair' betekende. Hij wist dat niet. Maar Verspuy had het gehoord en was zeer geïnteresseerd. Ik kon vertellen dat de Franse taal duidelijk een levende taal was en dat 'lollobrigidair' stond voor 'heuvelachtig'. Ik werd stante pede naar de rector gestuurd. Dat was werkelijk de eerste (en terugkijkend) ook de laatste keer, dat ik die man in zijn burelen bezocht. Voor iedereen die mevrouw Verspuy heeft gekend, ga ik ervan uit dat ik de 'pointe' niet hoef uit te leggen!

Hans de Haan, klas 5B2 in 1969-1970
Tekenen: Indertijd was ik slechts goed in een paar dingen, te weten sport (volleybal) en tekenen. Ik ben nog trots op het decor van een toneelvoorstelling en heb zelfs eens gedacht om als beeldend kunstenaar carrière te gaan maken. In 1959/1960 wilde Broekhuysen zijn kantoor in het nieuwe noodgebouw een beetje opvrolijken. Er werd een wedstrijd uitgeschreven voor een ontwerp voor een mozaïek, dat moest worden gemonteerd op een van de vertikale panelen waaruit alle wanden van het gebouw waren opgetrokken. We kregen in de lengte gesneden stroken A4-papier en mochten als eerste klassertjes onze gang gaan. Ik deed mijn gloeiende best en vond het resultaat best wel geslaagd. Toen ik die middag thuis kwam en vol trots mijn verhaal, hoop en verwachting vertelde, zei mijn grote broer Piet, uit de derde, dat zijn ontwerp al was uitgekozen, nog voordat wij als eerste klassertjes de opdracht kregen. Daar ben ik dus nooit meer overheen gekomen. De tekenleraar was toen trouwens niet Kamerik. Ik kan me vaag een jonge blonde kerel herinneren, die vertelde dat hij midden op de Champs Elysée in Parijs, de Arc de Triomphe had zitten schilderen...

Le Français Vivant: Met genoegen denk ik nog steeds terug aan mevrouw Dörr. Ik heb nooit hoger gescoord dan een 3 voor een Frans proefwerk (echt niet). De tweede keer in de tweede klas, nadat ik met de moed der wanhoop weken had geleerd voor een proefwerk, kreeg ik weer een 1… Ik heb toen tegen mevrouw Dörr gezegd, dat ik het voor gezien hield, Frans unilateraal uit mijn rooster ging schrappen, doch ik beloofde, dat ik haar het leven niet zuur zou maken. Ze begreep me, liet me met rust en hielp me overgaan met een gefingeerd cijfer. Uit het lesboek hield ik echter een fascinatie voor reizen over, door die tekstblokjes over het Quartier Latin in Parijs, La Route du Soleil, die naar Marseille voerde, etc. Ik heb nog ettelijke malen gezocht naar het restaurant Dupont in het Quartier Latin. "Chez Dupont tout est bon (sauf l'addition)! Zoek maar op, dat staat er echt in...

Wim van Rij, klas 1G in 1959-1960

De ‘klapper’ van het jaar!  Als het weer eens een laatste dag voor een vakantieperiode was en we hadden toevallig die dag ook scheikunde van meneer Laan, dan kwam al snel de vraag uit de klas of hij als afsluiting iets bijzonders wilde doen; een leuke proef met een verrassing of zoiets. De beeldende verhalen die hij ons uit zijn studententijd had verteld, lagen daar natuurlijk aan ten grondslag. Ik herinner me dan ook een keer dat hij zich liet overhalen om vlak voor het einde van de les een afsluitende ‘knal’ te organiseren; het moest natuurlijk wel een bescheiden ‘knal’ zijn, want er werd in de andere lokalen per slot ook les gegeven. De amanuensis, meneer ??? moest er even bijkomen en hem werd gevraagd of daarvoor de benodigde grondstoffen beschikbaar waren. Uit mijn herinnering komt het volgende recept tevoorschijn (de echte chemici moeten maar beoordelen of dat recept juist is). In ieder geval kwam van de amanuensis de mededeling: suiker, dat was geen probleem. En er stond in het hok naast het leslokaal nog een fles met een stuk rode fosfor, dat ter bescherming onder een laag petroleum werd bewaard. Deze fles stond daar kennelijk al erg lang en was misschien nog wel uit de Haarlemse voorganger van de PB afkomstig, want de inhoud zag er niet erg betrouwbaar meer uit. Dat vond de amanuensis ook. “Dat spul werkt vast niet meer”, was zijn mening. Maar, vol vertrouwen liet meneer Laan hem er toch een stukje vanaf snijden. Dat moest omzichtig gebeuren, want als er zuurstof bij zou komen…! Vol verwachting klopte ons hart. De beide heren bleken het niet erg met elkaar eens te zijn. Laan dacht dat het met die fosfor nog wel moest kunnen (hij kon zich natuurlijk geen misser permitteren, zo voor het front van de klas). De amanuensis voelde dat wel een beetje aan en wilde Laan voor die misser behoeden. Niet doen, was het advies. Maar Laan, eigenwijs natuurlijk (want wie A zegt, moet ook B zeggen), spreidde een stuk zilverpapier op de laboratoriumtafel uit, de brokjes fosfor werden daarop gelegd, een schep suiker erbij… het zag er kennelijk weinig betrouwbaar uit. Op aanwijzen van Laan moest er nog maar wat van dat oude fosfor bij en nog wat suiker. Voorzichtig werd het zilverpapier door hem dichtgevouwen en aldoende wilde Laan ons toch maar voorbereiden op een mogelijke mislukking. Oud spul, dus helaas, een kleine kans van slagen, zo werd ons voorgehouden. Er ontstond al enige hilariteit in de klas en de aandacht begon behoorlijk te verslappen. Nou, het moest zo dan maar worden geprobeerd. Laan pakte de hamer en deed -nogal overmoedig- een flinke slag in de richting van het pakje zilverpapier. Wat volgde was …een enorme klap …en toen wij van de schrik bekomen waren, bleek de lucht voorin het leslokaal te zijn voorzien van minuscuul kleine, zacht naar beneden dwarrelende stukjes zilverpapier. Die meneer Laan, hij mocht dan een beetje stotteren, maar hierna kon hij bij ons niet meer stuk!

Ton Kalkman, klas 5B1 in 1965-1966
Van natuurkundeleraar Groenhuijzen herinnert Leen zich het volgende stuntje nog: om de uitzetting bij verwarming te demonstreren, maakte Groenhuijzen gebruik van de bol en ring van Descartes. Alleen, bij afkoeling pasten ze niet meer, waarop het maar met geweld moest passen! Het experiment is daarna, voorzover bekend, nooit meer gedaan.

En dan het verhaal van een niet nader te noemen Prinsbernhardiaanse, die Leen tot zijn verrassing tegenkwam in Londen, waar ze voor het eerst verbleef. Naar goed gebruik, zoals geleerd van mevrouw Fischer-Vahl, paste zij zich aan 's lands gewoonte aan en vroeg ze in de pub naar "the bathroom, because I have to powder my nose". Immers, dat zeiden dames altijd in Engeland!

Leen Koper, klas 5A in 1965-1966
Leerlingen waren niet altijd "lieverdjes", maar ook leraren schoten weleens raar uit hun slof. Zo kan Flip Glas zich biologieleraar van Zalinge herinneren, die door zijn chagrijnig gedrag, hem elke animo tot een biologiestudie ontnam. De leraar was kennelijk ook niet zo verzot op Flip, want hij betitelde hem eens als "de enige klier die zich buiten het lichaam in leven kon houden". Inmiddels vindt Flip het humoristisch, indertijd heeft hij het als een compliment opgevat!
Flip Glas, klas 3B in 1965-1966
Nadat Leen Koper benaderd was, om zijn animo voor een reünie te peilen, plaatste hij o.a. de navolgende weblogtekst op zijn eigen (fotografie)site: ... er kwamen herinneringen naar boven, zoals meneer Kamerik, leraar tekenen, die later nog in Goes les gegeven heeft, die zó met zijn stoeltje zat te wippen, dat hij bij het bijbellezen 's morgens met stoel en al achterover viel! En dat was niet het enige stuntje van Kamerik, want Leen meldde ook het volgende. Het gebeurde ergens in het begin van de jaren zestig. Een klas was er op uitgestuurd door Kamerik, om in de buurt van het semafoor te gaan tekenen. Om de groep van een afstand te controleren, besloot hij de enorme zandhoop bij de kalkzandsteenfabriek (uitgebaggerd bij het vergroten van de haveningang) op te rijden met zijn blauwe besteleend en de leerlingen gade te slaan. Uitgestapt ten einde om zich heen te kijken waar zij zich ophielden, bleek hij vergeten te zijn de handrem aan te trekken, met als gevolg dat zijn vrij nieuwe eend achteruit de helling afreed...
Leen Koper, klas 2B in 1961-1962
We schrijven 18 januari 1963. De tocht der tochten, de Elfstedentocht, wordt verreden. Wiskundeleraar Algra ('n echte Fies) laat elk lesuur een leerling naar de kantine gaan, om daar -bij conciërge Slotboom- het verloop van de wedstrijd op de tv te volgen. Aan het eind van het lesuur, moet de leerling dan verslag uitbrengen aan de hele klas. Jan zit in 2B en wordt uitverkoren om te gaan kijken. Hij is apetrots. In de kantine zit hij met nog wat leerlingen, maar Jan begint het toch wel doodeng te vinden, als blijkt dat er vele Friezen met lastige namen meedoen. Paping kan hij wél onthouden. Hij besluit veel aantekeningen te maken en bij terugkomst in de klas blijkt, dat hij een soort voordracht moet houden. Hij vindt het dan al niet zo leuk meer! Jan vertelt zijn verhaal en dan gaat Algra dusdanig doorvragen, dat hij de antwoorden schuldig moet blijven. Jeen van den Berg, waar die rijdt? Nooit van gehoord. Het gevoel het helemaal verprutst te hebben heeft Jan niet, maar Algra is niet echt tevreden. Die wilde natuurlijk zelf kijken!  

Jan van Popta, klas 2B in 1962-1963

Als klasgenote in 1B en 2B had ik Jansje van Veelen. Ze had de naam van "wandelend nieuwsblad" en deed die naam ook eer aan. Een blad voor de mond nam ze dus niet. Jansje verkondigde op een goed moment, dat de docenten Veenendaal en Bukman samen 'iets' hadden. De geruchten groeiden en er kwam een dag, waarop klasseleraar Duyzer de aankondiging deed van het voorgenomen huwelijk van het stel leraren. Jansje, die vooraan zat, draaide zich triomfantelijk om naar de klasgenoten met de opmerking: "horen jullie wel, ik heb het altijd al gezegd". Duyzer werd kwaad, maar bond in, toen door de hele klas werd bevestigd, dat ze het inderdaad al langer verkondigd had. Jans claimde dubbele bruidssuikers en die heeft ze ook gekregen. Het huwelijk van mejuffrouw Veenendaal en de heer Bukman werd in Den Haag gesloten. Met bussen is een groot aantal leerkrachten en leerlingen daar naartoe geweest. De kerkelijke bevestiging was in de Kloosterkerk. (De gymleraren vonden het een aardig ruime kerk en zagen er wel een prima overdekte honkbalruimte in). In die kerk waren emaillen naamplaatjes op de kerkbanken geschroefd. Echtelieden keurig naast elkaar... Dát nodigde natuurlijk uit om... en zo werd een aantal bordjes in een mum van tijd losgeschroefd en verwisseld. We hadden graag de gezichten van de trouwe kerkgangers gezien op de zondag na het huwelijk! Helaas is er nooit een reactie tot het IJmuidense doorgedrongen...
Beja Peijpers, klas 2B in 1963-1964
Wekelijks hadden we het eerste uur Frans van mevrouw Dörr. Op zo'n ochtend begon ze, kort na aanvang van de les, heftig haar bril te poetsen. Ze mompelde iets over wel érg mistig zicht hebben. Vooraanzittenden, die dat hoorden, keken vragend op. Hoewel meestal "streng", begon Dörr plots te grinniken en meldde, dat ze kennelijk in haar haast, haar gezicht had gepoederd met haar bril op! 
Loes van Daele, klas 3B in 1964-1965
Leen Koper heeft zijn vat herinneringen aangeboord, getuige de volgende bijdrage!

Weet iemand nog dat van Zalinge als een van de eerste Nederlanders in zijn DAF -waarmee hij altijd met een snelheid van ongeveer 30 km/u van Haarlem naar IJmuiden scheurde- over veiligheidsgordels beschikte? Gewoon een manilla-touwtje aan de zijkanten van de stoelen gebonden en voor de buik gespannen... En hoe van Zalinge altijd de biologieles begon? Dat was met: "Wat is mijn eerste vraag?" Iedereen die de vraag niet wist te beantwoorden werd een nul toebedeeld... Meestal waren dat een stuk of tien leerlingen. Op één keer na. Toen vroeg hij het aan mij, waarop ik wel het antwoord wist: "Wat is mijn eerste vraag?" Dit antwoord werd niet op prijs gesteld en ik kon naar de directeur, de heer Broekhuijsen, die maar niet kon begrijpen wat er gebeurd was en mij daarop maar voor straf aan de Duitse woordjes zette.

Kan iemand zich nog herinneren dat de heer Kik een nieuwe auto gekocht had, een stationwagen? "Dat was makkelijk", vertelde hij, "voor de zonnehoed". En weten jullie nog dat hij tijdens de les eens een film vertoonde met een of andere negerstam uit Afrika? Toen men begon te dansen, waarbij de borsten van de dames braaf op en neer wipten, hield hij de hand voor de lens om het de leerlingen sexueel niet al te moeilijk te maken.

En dat een natuurkundeleraar, genaamd Groenhuijzen, eens controleerde of een bunsenbrander aan was, door zijn hand in de vlam te steken? Hij brandde!

En dat Klinkhamer eens een piano uit elkaar haalde om hem eens goed te demonstreren en hem niet meer in elkaar kon krijgen?

En dat Siebe Schouw, een uitstekende leraar handelswetenschappen, die me door zijn fantastisch goede -maar saaie- lessen jaren bespaard heeft toen ik voor SPD ging studeren, op een zeilkamp in Grouw verscheen met ENORME witte gymschoenen? En dat op datzelfde zeilkamp, op de eerste morgen, Jacob Spijkerman (tja, zo heette die toen nog) 's morgens heel vroeg in een wastobbe gezet werd (omdat hij de hele nacht had liggen klieren) en afgeduwd werd, de Driehuister sloot in. En, dat er toen een schip door het Prinses Margrietkanaal voer, dat zulke hoge golven in de Driehuister sloot veroorzaakte, dat hij met tobbe en al "Titanic" ging spelen?

Leen Koper, klas 3A in 1963-1964

 

Home